Jeremiah 23:2

2) bezocht;

Geen opzicht op hen gehad, hunnen welstand niet bezorgd.

3) bezoeken

Dat is, straffen. Zie Gen. 21:1.

Ge 21.1

Ezekiel 34:2-4

1) herders:

Kerkelijke en staatkundige regeerders van mijn volk; vergelijk deze profetie met Jer. 23.

2) zullen niet de herders de schapen weiden?

Behoren zij niet [met hun eerlijk onderhoud tevreden zijnde] voornamelijk op hunne kudde te passen? Immers ja, ganselijk, wil God zeggen.

3) vette,

Gelijk van de schapen komt melk, boter, kaas, enz.; vergelijk Zach. 11:16.

Zec 11.16

4) slacht het gemeste,

Zie van het Hebreeuwse woord Gen. 31:54.

Ge 31.54
5) zwakke sterkt gij niet,

Versta, schapen, en zo in het volgende.

6) verlorene zoekt gij niet;

Hebreeuws, vergaande, verloren gaande; dat is, dat verbijstert, verdwaalt en in gevaar is van te vergaan. Vergelijk Deut. 26:5.

De 26.5

7) strengheid en met hardigheid.

Vergelijk 1 Petr. 5:3; idem Exod. 1:13,14; onder Ezech. 34:27, en Jer. 22:13, enz.

1Pe 5.3 Ex 1.13,14 Eze 34.27 Jer 22.13
Copyright information for DutKant