Jeremiah 25:9

9) zenden,

Dat is, door mijn verborgen goddelijke regering zal Ik hen doen vergaderen en opkomen, alsof zij door boden en opzettelijk bevel kwamen aantrekken; vergelijk onder Jer. 49:14.

Jer 49.14

10) geslachten

Dat is, alle nati‰n, die tegen het noorden wonen. Vergelijk boven Jer. 1:15.

Jer 1.15

11) tot Nebukadnezar,

Versta, zal Ik zenden, gelijk in het voorgaande; of en Nebukadnezar; te weten, zal Ik nemen, enz.

12) knecht;

Dien Ik voorgenomen heb te gebruiken tot uitvoering mijner oordelen over vele volken. Vergelijk Jews. 44:28, en Jes. 45:1, alzo onder Jer. 27:6, en Jer. 43:10. Vergelijk ook onder Jer. 29:4,7,14,20, en Jer. 51:7.

Jer 44.28 Isa 45.1 Jer 27.6 43.10 29.4,7,14,20 51.7

13) over dit land,

Of, tegen, en zo in het volgende.

14) verbannen,

Zie Deut. 2:34.

De 2.34

15) ontzetting,

Of, schrik; anders, verwoesting. Zie boven Jer. 18:16, en onder Jer. 25:18.

Jer 18.16 25.18

16) eeuwige woestheden.

Hebreeuws, woestheden der eeuwigheid; dat is, langdurige.

Jeremiah 25:15

24) gezegd:

In een gezicht.

25) dezen beker des wijns

Of, den beker des wijns dezer grimmigheid; waarmede afgebeeld werden Gods toorn, oordelen en plagen, die Hij dezen volken bereid had en toezenden wil, met last aan Jeremia, om zulks alles voorheen openlijk te verkondigen en aan te zeggen, tot Gods eer, onderwijs en waarschuwing zijns volks, en overtuiging der goddelozen. Vergelijk Ps. 75:9; Jes. 51:17; Openb. 16:19.

Ps 75.8 Isa 51.17 Re 16.19

Jeremiah 49:12

41) oordeel

Dat is, die het zo niet verdiend hebben als gij; te weten de vromen onder mijn eigen volk; vergelijk boven Jer. 25:29, en zie Deut. 19:6.

Jer 25.29 De 19.6

42) beker te drinken,

Mijns toorns.

43) ganselijk drinken;

Hebreeuws, drinkende drinken; dat is, zullen het niet ontgaan, zij zullen moet gestraft worden.

44) enigszins onschuldig gehouden worden?

Hebreeuws, onschuldig zijnde, of gehouden wordende, onschuldig worden gehouden; dat is, enigszins ongestraft blijven; zie 1 Kon. 2:9, en boven Jer. 25:29.

1Ki 2.9 Jer 25.29

45) ganselijk drinken.

Hebreeuws, drinkende drinken.

Jeremiah 51:20-21

46) Gij zijt Mij

Gods woorden tot den Babyloni‰r. Anderen verstaan dit als een aanspraak aan den koning Cyrus, die de Babyloni‰rs zou overweldigen, en zetten (het) over Jer. 51:24: en ik zal, enz.

Jer 51.24

47) voorhamer,

Of, drijfhamer; versta, zulk een hamer Gods, die alles, zelfs de rotsstenen, in stukken en te morzel slaat; vergelijk boven Jer. 23:29. De gelijkenis [gelijk blijkt uit het volgende], is genomen van de krijgslieden, bijzonderlijk van de curassiers, die hunne vuisthamers of heirhamers plegen te hebben, om de ijzeren wapens daarmede door te houwen en te verbreken, en den vijand neder te vellen.

Jer 23.29

48) krijgswapenen;

Of, gereedschap, instrumenten; dat is, gij zult een instrument en roede zijn van mijn toorn en rechtvaardig oordeel over vele volken.

49) zal Ik volken in stukken slaan,

Hier spreekt God met eigenlijke woorden, te weten in den toekomenden tijd, en niet in den verleden tijd, gelijk anderszins profetischerwijze in deze voorzegging veel geschiedt.

50) ruiter.

Of, die daarop rijdt. Van wagenruiters, die in die tijden van de wagens plachten te vechten; zie 2 Sam. 10:18.

2Sa 10.18
Copyright information for DutKant