Jeremiah 3:12

32) noorden,

Naar Assyri‰ en Medi‰ toe, waar de tien stammen waren heengevoerd; 2 Kon. 17:6.

2Ki 17.6

33) toorn

Hebreeuws, aangezicht; dat is mijn toorn, of mijn toornig aangezicht, waardoor Gods strenge straffen verstaan worden. Zie Ps. 21:10, onder Jer. 4:26; Lev. 17:10. Anders: mijn aangezicht tegen u niet nederslaan, of nederwerpen; dat is, Ik zal u met geen toornig of stuurs gelaat aanzien, [vergelijk Gen. 4:5,6] maar u gunst en genade bewijzen.

Ps 21.9 Jer 4.26 Le 17.10 Ge 4.5,6

34) goedertieren,

Zie 2 Kron. 6:41.

2Ch 6.41

35) [den toorn]

Zie boven Jer. 3:5.

Jer 3.5
Copyright information for DutKant