‏ Jeremiah 30:5-7

3) Wij horen een stem

Hier worden de inwoners van Jeruzalem ingevoerd, aldus klagende ten tijde van het innemen der stad, enz.

4) verschrikking;

Of, siddering.

5) baart?

Dat is, baren kan, gelijk dikwijls.

6) bleekheid?

Of, geelheid, de geelzucht; dat is, misverwig, gelijk de geelzuchtige mensen en de landvruchten, wanneer ze door veel vocht verrotten en met honigdauw geslagen zijn. Vergelijk Deut. 28:22.

De 28.22
7) want

Of, immer, zekerlijk is die dag, enz., of, dat die dag zo groot is.

8) dag is zo groot,

Dat is, de bestemde tijd des oordeels over Jakobs nakomelingen [zie Ps. 37:13, en Jo‰l. 1:15], dat zij nooit tevoren zo hard zijn gestraft.

Ps 37.13 Joe 1.15

‏ Joel 2:1-3

1) de bazuin te Sion,

Om de gemeente bijeen te roepen ten huize des Heeren, tot een vasten en biddag; zie in Joel 2:15, en Lev. 23:2,24.

Joe 2.15 Le 23.2,24

2) roept luide op den berg

Anders: maakt een gebroken geklank, blaast alarm; [zie Num. 10:5], als wanneer de vijand ophanden is.

Nu 10.5

3) Mijner heiligheid;

Dat is, mijn heiligen berg; zie Ps. 2:6.

Ps 2.6

4) beroerd zijn,

Of, alle inwoners des lands zullen berord zijn, of beven.

5) dag des HEEREN komt,

Gelijk in Joel 1:15, zie aldaar.

Joe 1.15
6) duisternis en donkerheid,

Dat is, een tijd van grote droefenis, benauwdheid, ellende en jammer, die dikwijls in de Schriftuur door duisternis worden betekend; zie Gen. 15:12; hierdoor verstaat de profeet den verschrikkelijken en langdurigen honger, veroorzaakt door het ongedierte, waarvan in het voorgaande hoofdstuk en hier wederom in het volgende, gesproken wordt, om het volk door levedige voorstelling van de gruwelijkheid dezer plaag te bewegen tot betrachting van Gods toorn en oprechte boetvaardigheid.

Ge 15.12

7) dageraad uitgespreid over de bergen;

Deze straf zal het ganse land alzo haastelijk overkomen, gelijk het morgenrood zich uitspreidt over de hoogten der bergen; verg Hos. 10:15, met de aantekening.

Ho 10.15

8) volk,

Zie Jo‰l. 1:6. Sommigen verstaan de Assyri‰rs, of Babyloni‰rs, maar het voorgaande en volgende spreekt klaarlijk van deze boze gedierten, die uit drukkelijk bij ruiters en krijgslieden worden vergeleken, in Jo‰l. 2:4,5,7; zie wijders onders Jo‰l. 2:20. Doch het kan wel zijn dat deze plagen voorboden en afbeeldingen geweest zijn van de verwoestingen der Assyri‰rs en Babyloni‰rs, gelijk God voort gaat te straffen als de mensen in zonden.

Joe 1.6 2.4,5,7,20

9) van ouds niet geweest is,

Of, in voortijden. Van zulk een betekenis is het Hebr. woord Olan; zie Jer. 2:20; en verg. wijders bij Jo‰l. 1:2 de aantekening aldaar.

Jer 2.20 Joe 1.2

10) hetzelve

Te weten, na dat voorgeschreven volk.

11) niet meer zal zijn

Hebr. nietzal toedoen, of voortvaren.

12) vele geslachten.

Hebr. geslacht en geslacht; dat is, in lange tijd, of [gelijk sommigen] nimmermeer.

13) vuur,

Zie Jo‰l. 1:19 met de aantekening.

Joe 1.19

14) voor hetzelve

Voor de aankomst, of als dit boze gedierte aankwam, zo stond het voor hetzelve als, enz.

15) lusthof,

Hebr. een, de hof van Eden. Zie Gen. 2:8, met de aantekening.

Ge 2.8

16) woeste wildernis,

Hebr. woestijn der wildernis; of der woeligheid, of ontzetting, [gelijk sommigen] waar men van gruwt en schrikt. Alzo in Jo‰l. 3:19.

Joe 3.19

17) van hetzelve.

Dat is, niets, of [gelijk anderen] niemand zal dit voorschreven volk, dat is, dit ongedierte, dezen vijand, ontkomen.

‏ Joel 2:11

36) stem voor Zijn heir henen;

Gebiedende en moed gevende aan dit zijn leger [gelijk onder Jo‰l. 2:25] als krijgsoverste, of dondert voor dit zijn heirleger henen; zie Ps. 29.

Joe 2.25

37) Hij is machtig,

De Heere. Anders: het, te weten, heirleger.

38) woord;

Dat is, uitvoerende wat Hij gesproken en voorzegd heeft; of, het [voorzegde leger des Heeren] is machtig, verrichtende zijn [des Heeren] bevel.

39) dag des HEEREN is groot

Gelijk in Jo‰l. 1:15.

Joe 1.15

‏ Amos 5:18-20

51) dag

Den bestemden tijd van Gods oordeel en straf. Zie Joel 1:15.

Joe 1.15

52) begeren!

Door huichelarij, alsof zij onschuldig waren, en Gods straffen niet hadden te vrezen, of door spotternij, alsof zij zeiden: Wij mochten dien dag wel eens zien, waar blijft hij? Zie Jes. 5:19; Jer. 17:15, met de aantekening, idem in Amos 6:3.

Isa 5.19 Jer 17.15 Am 6.3

53) duisternis wezen en geen licht.

Zie Joel 2:2.

Joe 2.2
54) Als wanneer iemand vlood

Zodanig zal des Heeren dag zijn, dat gij de straf niet zult ontgaan, maar van het ene verschrikkelijke gevaar in het andere vallen, totdat gij omkomt. Zie Jes. 24:18; Jer. 48:44; Hos. 13:7,8.

Isa 24.18 Jer 48.44 Ho 13.7,8
55) Zal dan niet des HEEREN dag duisternis zijn,

Ja gewisselijk, wil de profeet zeggen, gij moogt het loochenen, of u het tegendeel inbeelden zoveel gij wilt, het zal nochtans alzo zijn.

‏ Zephaniah 1:18

63) door het vuur Zijns ijvers

Dat is, door een ijver, die als vuur brandt. Zie Ezech. 38:19.

Eze 38.19

64) verteerd worden;

Hebr. opgegeten worden; gelijk in Zef. 3:8.

Zep 3.8

65) Hij zal een voleinding maken,

Zie Jer. 4:27.

Jer 4.27

66) dezes lands.

Te weten, het Joodse land.

Copyright information for DutKant