Jeremiah 31:31

102) nieuw verbond

Zie Hebr. 8:6,13.

Heb 8.6,13

103) maken;

Zie Gen. 15:17,18.

Ge 15.17,18

Hebrews 8:8-10

19) [hen]

Namelijk de Isra‰lieten; of hetzelve, namelijk verbond.

20) berispende,

Of het gebrek hun aanwijzende; of over hen klagende; dat is, de zwakheid, die door hun verdorvenheid in dit verbond was, aanwijzende en daarover klagende.

21) de dagen komen,

Namelijk ten tijde van den Messias.

22) over het huis Israels,

Hieronder worden ook alle uitverkorenen uit de heidenen verstaan, gelijk doorgaans bij de profeten is te zien, die door het geloof dezen olijfboom zouden worden ingelijfd. Zie Rom. 11:17,25,26; Gal. 4:26, enz.

Ro 11.17,25,26 Ga 4.26

23) verbond

Of testament.

24) oprichten;

Grieks voleindigen. Zie de aantekeningen Hebr. 8:10.

Heb 8.10
25) met hun vaderen gemaakt heb,

Namelijk door Mozes in de woestijn.

26) op hen niet geacht,

Of Ik heb hen niet geacht. Bij den profeet staat: zou Ik met hen in het huwelijk, of als ene heer gebleven zijn? hetwelk ‚‚n zin met dezen woorden heeft. Doch de apostel heeft de Griekse overzetting willen behouden, omdat in de zaak geen verschil was.

27) maken zal na die dagen,

Dat is ten volle openbaren en door de gehele wereld verbreiden. Want de belofte van dit verbond was door de wet van Mozes niet teniet gedaan, Gal. 3:17; maar is eerst door Christus vervuld, ten volle geopenbaard, en in zijn volkomenheid opgericht.

Ga 3.17

28) in hun verstand geven,

Dat is, niet alleen in stenen tafelen of perkamenten. Zie 2 Cor. 3:3, enz.

2Co 3.3
Copyright information for DutKant