Jeremiah 34:16

21) Naam ontheiligd,

Dien gij in den eed van het verbond gebruikt hebt.

22) wederkomen,

Gelijk Jer. 34:11.

Jer 34.11

23) lust;

Of, begeerte, wens, welgevallen, wil. Hebreeuws, ziel; zie Ps. 27:12. Anders: voor henzelven, voor hunne personen; dat is, om hun zelfs eigen en vrij te zijn.

Ps 27.12

Jeremiah 34:21-22

32) van ulieden [nu] zijn opgetogen.

Dat is, van Jeruzalem afgetogen, opgetrokken, [zie boven Jer. 34:11, en onder Jer. 37:5,11], tegen den koning van Egypte, die tot hulp van Zedekia in aantocht was.

Jer 34.11 37.5,11
33) bevel geven,

Dat is, Ik zal door mijne voorzienigheid en regering beschikken dat de Chalde‰n wederkomen. Vergelijk Lev. 25:21, en boven Jer. 25:29; Amos 6:11, en Amos 9:9.

Le 25.21 Jer 25.29 Am 6.11 9.9
Copyright information for DutKant