Jeremiah 46:16

37) maakte der struikelenden veel;

Hebreeuws, Hij vermenigvuldigde den struikelende.

38) de een viel op den ander;

Hebreeuws, de man op, of met zijnen naaste.

39) zeiden:

Die Farao uit andere landen waren te hulp gekomen, zeiden alzo tot elkander; vergelijk Jes. 13:14.

Isa 13.14

40) geboorte,

Dat is, ons vaderland.

41) vanwege

Of, slechtelijk, voor, van. Hebreeuws, van het aangezicht.

42) verdrukkende zwaard.

Anders: vanwege het zwaard des verdrukkenden [lands]. Zie boven Jer. 25:38.

Jer 25.38
Copyright information for DutKant