Jeremiah 48:11

27) gerust geweest,

Dat is, zeker en zorgeloos, levende op zijn gemak en in weelde, [vergelijk Amos 6:1,] niet vrezende voor enigen overlast. Vergelijk Spreuk. 1:32,33, en boven Jer. 46:27, alwaar het volk Gods een andere gerustheid beloofd wordt.

Am 6.1 Pr 1.32,33 Jer 46.27

28) heffe stil gelegen,

Of, droesem, moer.

29) geledigd,

Dat is, niet afgelaten, afgestoken van het ene vat in het andere; ene gelijkenis van den wijn genomen. De zin is dat Moab, van den beginne af in zijn land gebleven zijnde, rijk, weelderig, machtig en trots geworden is, gelijk de volgende woorden verklaren.

30) gebleven,

Hebreeuws, gestaan.

Copyright information for DutKant