Jeremiah 49:16

54) schrikkelijkheid

Waarmede gij anderen voor u deedt schrikken, gruwen, beven en schudden, vermits uwen trots en uw vreeslijk bergachtig land, dat niemand dorst genaken.

55) bedrogen,

Want gij hebt u daarop tevergeefs verlaten.

56) steenrotsen,

Hebreeuws, steenrots of klip.

57) u houdt op de hoogte der heuvelen!

Hebreeuws, houdt de hoogte des heuvels.

Amos 9:2-4

12) hel,

Zie Job 26:6; Ps. 139:8, met de aantekening. Met deze drie volgende verzen wil de Heere zeggen dat zij in gene plaatsen zijn straffende hand zullen kunnen ontgaan, alzo Hij overal met zijn wezen, almacht en regering tegenwoordig is.

Job 26.6 Ps 139.8
13) Karmel,

Zie 2 Kon. 19:23. Hebr. hoofd van Karmel.

2Ki 19.23

14) halen;

Hebr. nemen. Zie Jer. 37:17.

Jer 37.17

15) van voor Mijn ogen

Menende dat Ik hen daar niet zou kunnen zien en vinden.

16) gebieden,

Dat is, door mijne regering beschikken, dat zij [als op een bijzonder bevel] zulks doe; zie Lev. 25:21, en verg. 2 Kon. 18:25, met de aantekening, alzo in het volgende van het zwaard, Amos 9:4, en het roepen der wateren, Amos 9:6.

Le 25.21 2Ki 18.25 Am 9.4,6
17) gevangenis

Menende alsdan vrij en het zwaard ontkomen te zijn.

18) oog

Zie Jer. 24:6, en verg. Lev. 17:10, en Jer. 44:11, met de aantekening.

Jer 24.6 Le 17.10 Jer 44.11
Copyright information for DutKant