Jeremiah 49:19

64) leeuw

Die zijn gewoonlijke legerplaats moet verlaten en met grimmigheid al brullende in der haast opklimmen naar het gebergte, wanneer de Jordaan aan alle kanten overloopt en de leeuwen vandaar jaagt. [Zie boven Jer. 12:5, en vergelijk Zach. 11:3]. Alzo zal de koning van Babel met verstoord gemoed optrekken naar het gebergte der Edomieten. Of, gelijk een leeuw opklimt vermits de opzwelling der Jordaan, [alzo zal hij opkomen] tegen, enz., in denzelfden zin. Vergelijk onder Jer. 50:44, van Cyrus' aankomst tegen Babel. Anders, [want deze plaats wordt verscheidenlijk overgezet en verklaard] gelijk een leeuw zal hij optrekken van de hovaardige of stoute Jordaan tegen, enz.; dat is, Nebukadnezar zal optrekken naar Edom als hij het Joodse land zal hebben overheerd, hetwelk de Edomieten zich niet konden inbeelden, maar waren vrolijk over de ellenden van Juda.

Jer 12.5 Zec 11.3 Jer 50.44

65) sterke woning;

Of, ruw, hard; dat is, het bergachtige land der Edomieten. Anders: lieflijke woning des sterken; verstaan dat hier gesproken wordt van de stoute aanslagen der Edomieten, die opgeblazener dan de Jordaan waren in het vijandelijk optrekken tegen Gods volk en huis, doch tevergeefs en met een bespottelijke uitkomst.

66) hem

Edom.

67) in een ogenblik

Dat is, plotseling, onvoorziens; alzo is het Hebreeuwse woord genomen Spreuk. 12:19. Anders: wanneer Ik [hem] zal hebben laten rusten; dat is, nadat Edom lang in rust zal hebben gezeten, zal Ik hem, enz.

Pr 12.19

68) daaruit doen lopen;

Hebreeuws, uit hen; dat is, uit den omtrek of het land van Idumea. Zie boven Jer. 49:14, alzo in de volgende woorden.

Jer 49.14

69) bestellen;

Of, last, commissie, bevel geven over hen. Versta, den koning Nubakadnezar, dien God daarom zijnen knecht noemt. Zie boven Jer. 25:9. Anders: wie uitgelezen is, dien, enz.; dat is, het zal mij niet ontbreken aan dienstige instrumenten, die Ik neem vanwaar het mij belieft, om dien stouten Edom te bedwingen en uit te roeien.

Jer 25.9

70) dagvaarden,

In recht betrekken, of mij tijd, termijn stellen, dat Ik tegen hem zou moeten pleiten? Of, wie zal mij maat en tijd stellen in mijne werken? Zie Job 9:19, met de aantekening.

Job 9.19

71) herder,

Dat is, koning, regent, of voorstander. Vergelijk 2 Sam. 5:2, en boven Jer. 6:3, en Jer. 10:21, en Jer. 12:10, enz.

2Sa 5.2 Jer 6.3 10.21 12.10

72) voor Mijn aangezicht bestaan zou?

Anders tegen, in enen zin, dat is, wat koning of monarch zou mijn tegenpartij kunnen zijn?

Copyright information for DutKant