‏ Jeremiah 5:14

30) heirscharen,

Zie 1 Kon. 18:15.

1Ki 18.15

31) uw mond

Dit spreekt God tot Jeremia.

32) maken,

Hebreeuws, geven. Vergelijk boven Jer. 1:9,10, alwaar God ook zijn eigen werk den profeet toeschrijft, omdat Hij het woord van zijnen dienaar wilde bekrachtigen. Zie aldaar Jer. 5:10.

Jer 1.9,10 5.10

‏ Jeremiah 18:7-8

8) uitrukken,

Gelijk boven Jer. 1:10.

Jer 1.10
9) berouw hebben

Zie Gen. 6:6, alzo Jer. 18:10.

Ge 6.6 Jer 18.10

10) kwaad,

Dit is, ongeluk, ellende, plagen, alzo Jer. 18:11.

Jer 18.11

11) hetzelve

Dat volk en koninkrijk.

‏ Ezekiel 3:18

48) den dood sterven,

Hebreeuws, stervende zult gij sterven. Vergelijk Gen. 2:17, en Gen. 3:4, met de aantekening.

Ge 2.17 3.4

49) goddelozen weg te waarschuwen,

Zie Spreuk. 2:12.

Pr 2.12

50) hem in het leven behoudt;

Te weten, niet als God, de enige werkmeester, door zijn eigen kracht, maar als zijn instrument door de bediening van zijn woord, hetwelk de kracht Gods genaamd wordt; 1 Cor. 1:18. Zie 1 Cor. 3:5,6,7,8,9. Alzo worden de dienaars van God gezegd velen te rechtvaardigen. Dan. 12:3; vissers der mensen te zijn, Matth. 4:19; een licht en zaligheid der heidenen; Hand. 13:47; de ogen der mensen te openen om zich van de duisternis tot het licht te bekeren, enz., Hand. 26:18; zichzelven en die hen horen te behouden, 1 Tim. 4:16; de ziel van den dood te behouden en menigte der zonden te bedekken, Jak. 5:20; vergelijk Ezech. 1:10.

1Co 1.18 3.5,6,7,8,9 Da 12.3 Mt 4.19 Ac 13.47 26.18 1Ti 4.16 Jas 5.20 Eze 1.10

51) in zijn ongerechtigheid sterven,

Dat is, om zijne ongerechtigheid; vergelijk Lev. 15:13, onder Ezech. 3:19,20, en Ezech. 18:24.

Le 15.13 Eze 3.19,20 18.24

52) bloed

Zie Gen. 42:22.

Ge 42.22

‏ Ezekiel 24:5

13) keur van de kudde,

Dat is, het uitgelezenste schaap, of geit, neem het beste van het kleine vee daartoe.

14) brandstapel

Of, een vuur van beenderen. [Vergelijk Jes. 30:33, en onder Ezech. 24:9], betekenende de zware en gedurige ellenden van het volk, die zij in de belegering van zwaard, honger en pestilentie en daarna zouden lijden; gelijk een vuur van beenderen zeer heet is en de beenderen hard en duurzaam zijn. Sommigen duiden het op het wegwerpen der dode lichamen en beenderen, die onbegraven op het open veld zouden blijven liggen, als God hen dikwijls gedreigd had, zodat er genoeg zouden te bekomen zijn om vuur daarvan te stoken, door welke straffen zij nochtans niet zouden worden gebeterd of bekeerd, gelijk volgt.

Isa 30.33 Eze 24.9

15) hem

Den pot.

16) wel opzieden;

Hebreeuws, zied zijne zoden.

17) zijn beenderen

Van den pot, gelijk Ezech. 24:4.

Eze 24.4

18) daarin

Hebreeuws, in zijn [des pots] midden.

19) gekookt worden.

Of, zieden. Hebreeuws, zijn gekookt, of gezoden.

‏ Ezekiel 24:9-10

31) bloedstad!

Gelijk boven Ezech. 24:6.

Eze 24.6

32) brandstapel groot maken!

Vergelijk boven Ezech. 24:5. Dat is, een groot vuur onder Jeruzalem [dezen pot] stoken, gelijk volgt.

Eze 24.5
33) Draag veel houts toe,

Hebreeuws, vermenigvuldig de houten, of houteren; een levendige vertoning van de ellende der belegerden van Jeruzalem.

34) verteer het vlees,

Of, maak het gaar, doorkook het, kook het volkomenlijk.

35) kruid [het] met specerijen,

Hebreeuws, specerij der specerijen, opdat de vijanden [gelijk sommigen verstaan] appetijt en lust daartoe krijgen.

36) verbranden.

Of, aanbranden.

‏ John 20:23

39) vergeeft, dien

Dat is, naar mijn woord en bevel betuigt als mijne dienaars, dat zijne zonden van God vergeven of gehouden zijn.

40) vergeven; zo

Namelijk in den hemel, van God; Matth. 16:19, en Matth. 18:18; want God heeft alleen de macht om eigenlijk de zonden te vergeven; Jes. 43:25; Matth. 9:3; Mark. 2:7.

Mt 16.19 18.18 Isa 43.25 Mt 9.3 Mr 2.7

‏ 2 Corinthians 10:4-5

11) de wapenen van onze

Dat is, de middelen, die wij gebruiken om door het Evangelie van Christus de mensen te bekeren, en onder het rijk en de gehoorzaamheid van Christus te brengen.

12) vleselijke, maar

Dat is, zulke als de natuurlijke mensen plegen te gebruiken, om anderen •f met welsprekendheid, •f met bedriegerij, •f met geweld onder zich te brengen.

13) krachtig door God,

Gr. Gode krachtig; dat is, door de kracht, die God daar bijvoegt, zo in het doen van wondertekenen, Mark. 16:20, als in het bewegen en overtuigen van de harten door Zijnen Geest, Hand. 16:14, en ook mede in het straffen van degenen, die zulks zochten te wederstaan. Zie een voorbeeld in Bar-Jesus,

Mr 16.20 Ac 16.14

14) der sterken;

Alzo noemt de apostel al wat de Satan en de wereld, hetzij met vervolgingen, hetzij met wereldse wijsheid en welsprekendheid, voorwerpt om den loop des Evangelies te stuiten, gelijk de twee navolgende verzen verklaren. Zie ook Jer. 1:10,18,19.

Jer 1.10,18,19
15) de overleggingen ter

Namelijk die de natuurlijke rede des mensen voortbrengt, om het Evangelie zijn aanzien te benemen.

16) nederwerpen, en alle

Dat is, Christus en Zijn woord onderwerpen. Want de rede des mensen moet geen richter zijn over het Evangelie, maar zich daaronder buigen en gevangen geven; gelijk de volgende woorden ook verklaren.

17) hoogte, die zich

Namelijk van aanzienlijke wijsheid of kloekheid.

18) Christus;

Dat is, des Evangelies van Christus, hetwelk dengenen, die verloren gaan, wel dwaasheid is, maar dengenen, die behouden worden, is het de macht Gods, 1 Cor. 1:18.

1Co 1.18
Copyright information for DutKant