Jeremiah 5:24

48) vroegen regen

Zie Deut. 11:14.

De 11.14

49) op Zijn tijd;

Zie Ps. 1:3.

Ps 1.3

50) weken,

Hierdoor verstaan sommigen elk zevende jaar, waarin zij het land moesten laten rusten en onbebouwd laten, in welke jaren God hun een zonderlingen zegen beloofd had. Zie Lev. 25:4, enz. en Lev. 25:20, enz. Anders: de gezette, of verordineerde weken van den oogst, zie Lev. 26:5,10. Anders: de eedzweringen der gezette tijden.

Le 25.4,20 26.5,10

Hosea 6:3

7) kennen,

Zie van zulke samenvoeging van twee woorden Ps. 45:5. De zin is: Wij zullen door des Heeren genade alsdan hem en zijnen Messias kennen, en vuriglijk ijveren en zorg daarvoor dragen, dat wij in kennis mogen toenemen en wassen, totdat wij eindelijk na dezen de volmaaktheid bekomen. Zie boven Hos. 2:19; 1 Cor. 13:9,10, en vergelijk hiermede hun vorigen staat, boven Hos. 4:1,6, en Hos. 5:4.

Ps 45.4 Ho 2.20 1Co 13.9,10 Ho 4.1,6 5.4

8) uitgang

Dat is opgang, als wanneer de zon gelijk een bruidegom uit zijne slaapkamer uitgaat, [Ps. 19:6]. Versta, de aankomst van God tot de verlossing van zijn volk uit de Babylonische gevangenschap, en de Heere Christus tot onze geestelijke verlossing.

Ps 19.5

9) bereid

Of, gericht, geschikt.

10) dageraad;

Zo aangenaam en lieflijk, idem zo zeker en vast, als het aanbreken van den dag en het rijzen der zon, na de nachtelijke duisternis.

11) tot ons komen

Of, voor ons, tot ons best.

12) regen,

Dat is, na een langdurige droogte, wanneer men zeer naar regen verlangd heeft. Vergelijk Deut. 32:2; Job 29:23; Ps. 72:6, en Ezech. 34:26.

De 32.2 Job 29.23 Ps 72.6 Eze 34.26

13) spade regen [en] vroege regen

Zie Deut. 11:14. De zin is dat God niet zal feilen om zijne weldadigheid aan zijne kerk te bewijzen en te vervolgen, telkens op zijnen tijd, en voornamelijk zijn genadewerk door Christus.

De 11.14

14) des lands.

Of, der aarde.

Joel 2:23

83) zal u geven

Hebr. heeft u gegeven dien leraar ter gerechtigheid, of der gerechtigheid; of dien leraar [te weten, den leraar] der gerechtigheid; dat is, Hij zal u zekerlijk geven den beloofden Messias, Jezus Christus den oppersten profeet en herder der zielen, die uitwendig zal leren door het Woord van het Evangelie, en inwendig door zijne Geest, krachtiglijk werkende het rechtvaardigmakende geloof in Hem, die alleen onze gerechtigheid is voor God, Jer. 23:6. Aldus stelt God de belofte van den Messias vooraan, als zijnde het fondament van Zions vreugde en van alle verbondszegeningen die in het volgende verhaald worden. Doch alzo het Hebr. woord, [tweemalen in dit vers gebruikt] niet allen een leraar betekent, maar ook den vroegen regen, [omdat Gods heilzame weldaden en zijne lering, en de regen in lieflijkheid en nuttigheid elkander zeer gelijk zijn; zie Deut. 32:2; Hos. 6:3, en Hos. 10:12, met de aantekening] gelijk hier terstond in ditzelfde vers; zo nemen sommigen dit woord hier in enerlei betekenis, aldus: Hij zal ulieden geven den vroegen regen; ja Hij zal u doen nederdalen den vroegen regen, en spaden regen recht, of juist te pas, of mildelijk. Verstaande dat de geestelijke beloften eerst beginnen in Joel 2:28. Verg. met deze plaats Ps. 85:11,12,13,14; Jes. 30:19,20,21,23, en Jes. 45:8; Ezech. 34:24,25,26, enz., en Ezech. 36:24,25, enz., alwaar geestelijke beloften onder de lichamelijke worden vermengd; gelijk zij elders dikwijls door de lichamelijke worden afgebeeld en daarbij vergeleken, zie Ps. 22:27,30, en Ps. 36:9; Hos. 2:21, enz., en Hos. 6:3; Amos 9:13; idem onder Jo‰l. 3:18 met de aantekening, waarop de aandachtige lezer in het volgende kan letten. Ook wordt wel somtijds een woord, in een vers in twee‰rlei betekenis genoemn, gelijk Richt. 10:4. Aijarim, voor ezelsveulens en voor steden. Ps. 74:19, shaijah, voor een wilden hoop, of wild gedierte, dat is de vijanden, en voor een hoop ellendige en vromen lieden; dat is, Gods kerk, Pred. 7:6. Sir, voor een doorn en een pot, Ezech. 21:22. Carim, [naar velen gevoelen] voor hoplieden, en voor stormrammen, idem, aardiglijk, dood, in verscheidene betekenis, Matth. 8:22, enz. Voorts staat het woord Moreh in het tweed lid van dit vers wat anders, en met bijvoeging van geschem, [dat] regen, plasregen, stortregen [betekent] daar het in het eerste lid alleen staat. Dit kan den Heiligen Geest alzo beliefd hebben, om de betekenis van het eerste Moreh te onderscheiden van het tweede.

Jer 23.6 De 32.2 Ho 6.3 10.12 Joe 2.28 Ps 85.10,11,12,13 Isa 30.19,20,21,23 45.8 Eze 34.24,25,26 36.24,25 Ps 22.26,29 Ps 36.8 Ho 2.22 6.3 Am 9.13 Joe 3.18 Jud 10.4 Ps 74.19 Ec 7.6 Eze 21.22 Mt 8.22

84) eerste [maand].

Namelijk Nisan, of Abib, verstaande dit van den spaden regen, dien God v¢¢r den oogst gaf; zie Exod. 34:18. Of, [gelijk sommigen] in het eerste met den eersten; dat is, vroeg, tijdelijk, terrechter of bekwamer tijd, met den eersten, als het tijd zal zijn.

Ex 34.18

James 5:7

24) zijt dan lankmoedig,

Dat is, verdraagt lankmoedig het ongelijk en geweld, dat deze rijken u aandoen.

25) tot de toekomst

Namelijk om te oordelen; die dan het ongelijk den vromen aangedaan, zal wreken, en aan hun verdrukkers rechtvaardig vergelden 2 Thess. 1:5,6, en dan hen van dezen volkomen verlossen; Luk. 21:28.

2Th 1.5,6 Lu 21.28

26) lankmoedig zijnde over

Dat is, met lankmoedigheid deze verwachtende.

27) den vroegen en

Dat is, die nodig is als het land eerst bezaaid is.

28) spaden regen

Die daarna tegen den tijd van den oogst tot het gewas dienstig is. Zie Deut. 11:14.

De 11.14
Copyright information for DutKant