Jeremiah 5:4-5
8) zeide: Te weten bij mijzelven, dat is ik dacht. 9) arm; Een slechte arme hoop, geringe en gemene onverstandige lieden. 10) Ik zal gaan Hebreeuws, ik zal mij gaan, naar der Hebren manier van spreken. 11) juk verbroken, Vergelijk Ps. 2:3. Ps 2.3Jeremiah 6:11
34) grimmigheid, Dat is, van des Heeren grimmigheid te verkondigen, of profeteren. 35) zal ze uitstorten Anders, stort uit, alsof de Heere, of de profeet door den Geest des Heeren, zeide: Het is lang genoeg getoefd, zegt ronduit dat Gods grimmigheid zal worden uitgestort, zonder enige verschoning. 36) kinderkens Hebreeuws, het kindeke. Zie van het Hebreeuwse woord Ps. 8:3. Ps 8.2 37) vol is van dagen. Dat is, zeer oud, welbedaagd, stokoud.Micah 3:1
1) hoofden Jakobs Dat is, regenten. 2) oversten van het huis Israls! Zie Richt. 11:6. Jud 11.6 3) Betaamt het ulieden niet het recht te weten? Hebr. en [is het] niet ulieder, of aan ulieden? dat is, hoort het, staat het u niet toe? betaamt het u niet? is het niet uw plicht, uws Gods recht te weten? Ganselijk, wil de profeet zeggen; verg. Jer. 5:4,5; zie van zulk vragen Richt. 4:6, enz. Jer 5.4,5 Jud 4.6Micah 3:9
26) gericht Of, recht. 27) gruwel hebt, Of, het gericht gruwelijk maakt; te weten door het goddeloos misbruik van justitie. 28) recht is Of, richtig, rechtmatig, billijk. 29) verkeert; Hebr. verkeren; dat is, diegenen zijt die verkeren, enz. gelijk elders dikwijls.
Copyright information for
DutKant