Jeremiah 50:8

22) bokken

Kloekmoedig en onversaagd daarheen trekkende, gelijk de bokken voor de schapen vooraan treden.

23) voor de kudde henen.

Hebreeuws, voor het aangezicht der kudde.

Daniel 8:5

22) een geitenbok

Hebreeuws, een bok der geiten; dat is, een jonge bok. Hierdoor wordt beduid het rijk der Grieken of Macedoni‰rs, onder Dan. 8:21, welker generaal was Alexander de Grote, die nog maar een en twintig jaren oud was toen hij Darius den koning der Perzen heeft aangetast; het rijk van Macedoni‰ was ook nergens naar in grootheid, sterkte en vermogen, met het Perzische rijk te vergelijken.

Da 8.21

23) van het westen

Dat is, uit Griekenland, liggende westwaarts van Azi‰.

24) over den gansen aardbodem,

Dat is, hij nam gans Azi‰ in, alsook dat ganse land waar Dani‰l was, toen hij dit gezicht had. Aldus plegen de heilige schrijvers te spreken van het land waarin zij zijn, of in hetwelk geschiedt hetgeen zij verhalen. Alzo Mark. 15:33, en elders.

Mr 15.33

25) roerde de aarde niet aan;

Dat is, hij kwam met zijn leger zo snellijk aan, alsof hij gevlogen had, alsof hij de aarde met zijne voeten niet had aangeroerd. Hij heeft in zes jaren tijds onder zijne heerschappij gebracht, Illyri‰, Traci‰, geheel Griekenland, de Perzen, Meden, Babyloni‰rs, Egyptenaars, Tyri‰rs en vele andere volken, te lang hier te verhalen.

26) een aanzienlijken hoorn

Hebreeuws, een hoorn des gezichts; dat is een grote hoorn, die licht te zien was. Dit was Alexander de Grote, die der Grieken veldoverste was. Hij wordt Dan. 8:8 genoemd een grote hoorn. Hij heeft zo grote victori‰n bevochten, als ooit een koning gedaan heeft. Hij is het, die eerst de monarchie der Grieken gesticht heeft.

Da 8.8

27) tussen zijn ogen.

Niet boven op het hoofd, gelijk andere bokken, maar tussen zijne ogen, gelijk de eenhoorn, om meerder geweld te kunnen doen en om te gewisser te kunnen treffen waar hij op mikte.

Zechariah 10:3

13) de herders

Van welke in Zach. 10:2 gesproken wordt.

Zec 10.2

14) de bokken

Dat is, regenten, of de rijken en geweldigen, gelijk Jes. 14:9; Ezech. 34:17; Dan. 8:5.

Isa 14.9 Eze 34.17 Da 8.5

15) bezoeking gedaan;

Te weten, in mijn toorn.

16) zal Zijn kudde bezoeken,

Dat is, nadat Hij zijn volk zal gekastijd hebben, zo zal Hij hen toerusten als een schoon versierd paard; dat is, Hij zal hun hart en moed geven om hunne vijanden te kunnen wederstaan en te overwinnen. Dit, geesterlijkerwijze verstaan zijnde, betekent dat God zijne kerk begaaft en sterkt met de kracht van zijn Heilige Geest, dat zij den duivel en anderen hunne vijanden dapperen wederstand doen en onder hunne voeten treden kunnen; Rom. 16:20.

Ro 16.20

17) stellen,

Dat is, toerusten.

18) gelijk het paard Zijner majesteit in den strijd.

Dat is, als zijn heerlijk en versierd paard, op hetwelk Hij in den strijd of krijg zijn eigen persoon vertrouwt.

Copyright information for DutKant