Jeremiah 9:26

42) Egypte,

Dat is, de Egyptenaars, enz.

43) hoeken

Hebreeuws, den hoek; te weten van hun hoofd, dat is, die rondom aan de hoeken des hoofds zijn beschoren, gelijk de Arabieren. Vergelijk Lev. 19:27, alzo onder Jer. 25:23, en Jer. 49:32. Anders: die in den uitersten hoek gelegen zijn; dat is, de heidense volken, die buiten en aan de uiterste hoeken van Kana„n, in het oosten, zuiden, of naar de Rode zee toe, of aan zekeren uitersten hoek van dien [gelijk enigen menen] woonachtig waren.

Le 19.27 Jer 25.23 49.32

44) hebben de voorhuid,

Hebreeuws alsof men zeide: Zijn voorhuid.

45) voorhuid des harten.

Dat is, zijn onbesneden van harte, hoewel zij naar het lichaam besneden zijn. Zie boven Jer. 4:4.

Jer 4.4
Copyright information for DutKant