Job 1:20

43) scheurde

Zie Gen. 37:29.

Ge 37.29

44) mantel,

Dit is een opperkleed geweest, hetwelk de voornaamsten onder het volk droegen.

45) schoor zijn hoofd,

Dat is, liet zijn hoofd scheren. Alzo Gen. 41:14; 2 Sam. 14:26, en zie Gen. 40:22. Het scheren nu was een teken van droefenis en rouw; Lev. 21:5; Jer. 41:5, en Jer. 48:37; Micha 1:16. Anders heeft men zich ook laten scheren als men zijn lichaam reinigen wilde; hetwelk, naardien het tegen den tijd van vreugde placht te geschieden, zo is het ook een teken geweest van verkwikking en blijdschap, Gen. 41:14, en het nalaten daarvan een teken van ontsteltenis en droefheid; 2 Sam. 19:24.

Ge 41.14 2Sa 14.26 Ge 40.22 Le 21.5 Jer 41.5 48.37 Mic 1.16 Ge 41.14 2Sa 19.24

46) boog zich neder;

Het Hebreeuwse woord betekent zich nederbuigen, •f voor God om Hem godsdienstige eer te bewijzen; van welke betekenis, zie Gen. 24:26, •f voor de mensen om hun burgerlijke eer aan te doen; van welke betekenis, zie Gen. 18:2. De eerste heeft hier plaats, gelijk af te nemen is uit de volgende woorden, in welke hij God dankt voor al wat Hij hem toegezonden had.

Ge 24.26 18.2
Copyright information for DutKant