Job 1:21

47) daarhenen

Dit zeide hij, zo het schijnt, wijzende op de aarde, naar welke hij zich neergebogen had.

48) de HEERE heeft genomen;

Hoe de kwade werken des Satans en der boze mensen, den goeden God toegeschreven worden, zie Gen. 45:5, en 1 Kon. 12:15.

Ge 45.5 1Ki 12.15

49) geloofd!

Hebreeuws, gezegend. Zie Gen. 14:20, en de aantekening.

Ge 14.20

Job 10:19

38) [moeders]

Zie boven, Job 3:10.

Job 3.10

Job 31:18

26) hij bij mij

Te weten, van welken in Job 31:16 gesproken is. Vergelijk boven, Job 29:16.

Job 31.16 29.16

27) opgetogen,

Hebreeuws, groot geworden.

28) van mijner moeders buik

Een overtollige manier van spreken, betekenende de eerste jonkheid, in welke God hem deze liefde jegens de weduwen en wezen ingestort had.

29) haar

Te weten, weduwe, van welke in Job 31:16 gesproken is.

Job 31.16

30) geleid;

Dat is, geholpen met troost, raad en daad.

Job 32:18

34) de geest

Versta, den ijver en goede genegenheid, die Elihu tot dezen handel had. Zie 2 Kon. 19:7.

2Ki 19.7

35) buiks

Dat is, van het innerste gemoed. Zie boven, Job 15:2. Alzo in Job 32:19.

Job 15.2 32.19

Psalms 58:3

5) werkt

Of, bedenkt verkeerdheden, slimmigheden, schalkheden.

6) weegt

Inplaats van de weegschaal uwer vonnissen recht te houden, [gelijk het betaamde] doet gij onrecht overwegen om de onschuldigen te verdrukken.

Psalms 71:6

9) uithelper;

Of, uittrekker. Anders, uit mijner moeders ingewand hebt Gij mij getogen. Verg. Ps. 22:10,11.

Ps 22.9,10

10) mijn lof

Dat is, ik ben [of zal zijn] steeds bezig met U te loven en te prijzen, waartoe Gij mij van den beginne mijns levens oorzaak hebt gegeven.

Isaiah 48:8

22) niet gehoord,

Te weten van uwe sterrenkijkers en waarzeggers.

23) dat gij gans

Hebreeuws, dat gij trouwelooslijk handelende trouwelooslijk handelen zoudt, te weten aan mij.

24) van den buik

Dat is, van dien tijd af dat gij ontvangen en geboren zijt, en verder ook van den tijd af, dat Ik u geroepen en tot mijn volk aangenomen heb.

25) genaamd zijt.

Versta hierbij, en gij zijt het ook inderdaad geweest; of gij hebt u alzo gehouden en gedragen, dat men u wel met recht alzo mag noemen.

Jeremiah 1:5

11) [moeders] buik formeerde,

Van de invoeging van dit woord, zie Richt. 13:5, en Job 3:10.

Jud 13.5 Job 3.10

12) gekend,

Zie Exod. 33:12.

Ex 33.12

13) eer gij uit de baarmoeder voortkwaamt,

Verg. Gal. 1:15.

Ga 1.15

14) geheiligd;

Dat is, tot dit heilig ambt afgezonderd en verordineerd; verg Rom. 1:1; Gal. 1:15, en Exod. 29:44.

Ro 1.1 Ga 1.15 Ex 29.44

15) gesteld.

Hebr. eigenlijk, gegeven.

Copyright information for DutKant