Job 10:17

33) getuigen

Dat is, straffen en plagen, die van uw gramschap getuigenis geven.

34) verwisselingen,

Te weten, der kwalen; dat is, verscheidene ellenden en katijvigheden, die al bij beurten op elkander gehoopt en getast worden. Anders, uitdelgingen. Zo zou hij zijn plagen noemen, omdat zij hem uitroeiden.

35) heirleger,

Zo worden zijn ellenden genaamd, vanwege haar menigte, geweld en gruwzaamheid.

Job 16:8

14) is tot

Te weten, van de grootheid mijner benauwdheid en smart, waardoor mijn geest zo ontsteld is dat mijn lichaam allengskens verdwijnt en uitdroogt.

15) zij getuigt

Dat is, mijn gerimpeld, mager, dor en uitgeteerd lichaam spreekt tegen mij als een getuige, vallende op de zijde van mijn wederpartijders. Want deze oordelen van des mensen vroomheid of onvroomheid uit zijn tijdelijken en uiterlijken stand, welk gevoelen toegestaan zijnde, was zijn ellendig lichaam een genoegzaam getuige van Gods verbolgenheid tegen hem.

16) in mijn aangezicht.

Dat is, openlijk tegen mij. Vergelijk boven, Job 1:11.

Job 1.11

Malachi 3:5

17) ten oordeel naderen;

Dit past op der goddelozen woorden, als zij zeiden: Waar is God die straft? Mal. 2:17.

Mal 2.17

18) Ik zal een snel Getuige zijn

Dat is, Ik zal hen van hunne boosheid overtuigen en straffen; Gode is niets verborgen, Hij ziet alles wat wij doen, ja ook al wat wij denken, daarom kan Hij ons haast overtuigen.

19) die het loon des dagloners met geweld inhouden,

Of, die den dagloner verdrukken, of bedriegen in zijn loon: zie Lev. 19:33; Deut. 24:14,15.

Le 19.33 De 24.14,15

20) vreemdeling

Hebr. verkerende den vreemdeling.

21) Mij niet vrezen,

De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid, daar integendeel God niet vrezen is een beginsel aller dwaasheid.

James 5:3

6) Uw goud en zilver

Namelijk dat gij hadt behoren te geven tot onderhoud van uw naaste; gelijk tevoren.

7) is verroest;

Namelijk in uw kisten of bergplaatsen, waarin gij het gierig hebt bewaard, zonder daarvan den armen mee te delen.

8) zal u zijn

Dat is, zal tegen u zijn. Zie dergelijke wijze van spreken Matth. 10:18, en Matth. 23:31; namelijk in den dag des oordeels.

Mt 10.18 23.31

9) tot een getuigenis,

Dat is, om u te overtuigen van uw gierigheid en van uw rechtvaardige verdoemenis. Zie Matth. 10:18; Mark. 1:44.

Mt 10.18 Mr 1.44

10) zal uw vlees

Dat is, zal als een vuur zijn, waarmee gij zult gepijnigd worden.

11) schatten vergaderd

Sommigen verstaan dit van den schat des toorns Gods, die den gierigaards in de laatste dagen overvallen zal, waarvan Paulus spreekt Rom. 2:5; maar wordt beter verstaan van de schatten der tijdelijke goederen, met welker vergadering de gierigaards altijd en alleen bezig zijn. Zie Matth. 6:19.

Ro 2.5 Mt 6.19

12) in de laatste dagen.

Namelijk van de wereld. Of van uw leven, dat is, tot het einde van uw leven toe, als gij nu al tot hogen ouderdom zijt gekomen, zo houdt gij evenwel niet op nog gierig schatten te vergaderen. Zie Luk. 12:19. Of tegen de laatste dagen.

Lu 12.19
Copyright information for DutKant