Job 12:3-4

2) Ik heb

Dat is, ik heb mede verstand om tussen de waarheid en de valsheid, tussen het goede en het kwade te onderscheiden. Hart voor verstand; zie boven, Job 9:4.

Job 9.4

3) ik zwicht

Hebreeuws, ik val niet voor u, of meer dan gij; te weten, van de trap des verstands en der wijsheid, dat is, aangaande het verstand; ik behoef mij voor ulieden niet te schamen, zijnde daarin niet lager noch minder dan gijlieden zijt. Vallen is bij de Hebre‰n somwijlen klein, onwaardig en veracht te zijn. Vergelijk Neh. 6:16, en onder, Job 13:2.

Ne 6.16 Job 13.2

4) bij wien

Dat is, wie weet die dingen niet, die gij voortgebracht hebt van Gods rechtvaardige regering, waardoor Hij de goeden pleegt wel te doen en de kwaden te straffen? Daar is niets bijzonders in uwe redenen, dat een ieder van de geringsten niet zou weten.

5) spot is,

Of, gelach; dat is, die om zijn ellendigen staat beschimpt wordt, zelfs van degenen, die met hem vriendschapshalve medelijden moesten hebben en hem vertroosten.

6) roepende

Versta dit roepen van den vriend, die bespot wordt. Job wil zeggen: Ik ben nu wel van ulieden veracht en bespot, maar evenwel ben ik niet zonder troost bij God, omdat Hij mij verhoort als ik Hem aanroep. Dit kan ook verstaan worden van den vriend, die zijn naaste bespot. De zin zou zijn, dat hij met zijnen naaste niet alleen in zijnen tegenspoed spot, maar ook zichzelven wijsmaakt in Gods gunst te staan en van Hem verhoord te zijn, omdat hij op zijn gemak in weelde en voorspoed leeft.

7) is een spot.

Te weten, den bozen en verkeerden, die door voorspoed verheven en dartel zijn geworden.

Job 13:2

3) ik zwicht niet

Hebreeuws, ik val niet voor u. Zie boven, Job 12:3, en de aantekening.

Job 12.3
Copyright information for DutKant