Job 13:22

Job 16:21

48) gelijk

Hebreeuws, en. Zie boven, Job 5:7.

Job 5.7

49) een kind

Dat is, een mens. Zie 1 Kon. 8:39.

1Ki 8.39

Job 21:30

58) onttrokken

Te weten, opdat de algemene plagen over hem niet komen, maar dat hij daarvan meer dan anderen verschoond blijve.

59) [dat zij]

Te weten, de bozen. Verandering des getals. Zie boven, Job 21:10. De zin is in het voorgaande lid.

Job 21.10

60) verbolgenheden

Versta de straffen, die door Gods toorn over de zonden der mensen komen. Toorn, of gramschap, wordt dikwijls genomen voor de straf, die daaruit voortkomen. Zie Exod. 15:7; Num. 16:46; Ps. 78:49, en Ps. 85:4; Klaagl. 4:11, enz.

Ex 15.7 Nu 16.46 Ps 78.49 85.3 La 4.11

Job 23:3-5

6) Och,

Hebreeuws, wie zal geven, ik heb geweten, en ik zal hem vinden. Zie van deze manier van wensen boven, Job 6:8.

Job 6.8

7) Hem

Te weten, God.

8) stoel

Te weten, niet zijner strenge gerechtigheid, maar van zijn vriendelijke genade en vertrouwen, niet van enige volmaaktheid voor God, maar van onschuld voor de mensen.

9) het recht

Dat is, mijn rechtzaak. Vergelijk Num. 27:5, en 1 Kon. 8:45.

Nu 27.5 1Ki 8.45

10) ordentelijk

Dat is, ordelijk aandienen, beleiden en verweren.

11) met verdedigingen

Dat is, met redenen om mijn zaak te verdedigen; te weten, om te tonen en waar te maken dat ik geen huichelaar ben, waarvoor ik van deze mijn vrienden gehouden word. Zie van het Hebreeuwse woord boven, Job 13:6.

Job 13.6
12) Hij mij antwoorden zou;

Namelijk God.

Psalms 78:49

51) hittigheid

Dat is, zeer heftige en zware plagen en straffen, voortkomende uit zijn toorn. Zie Job 21:30; en zie Ezech. 7:3, met de aantekening.

Job 21.30 Eze 7.3

52) boden

Hierdoor verstaan sommigen verdervende engelen; anderen Mozes en A„ron, door wie God Farao deze plagen liet aanzeggen.

53) veel

Hebr. der kwaden; dat is, van veel kwaads of ongeluk.

Copyright information for DutKant