Job 18:16

40) Van onder

Dat is, hij zal ten enenmaal vergaan, gelijk een boom, wiens wortel verdort en wiens takken afgehouwen worden.

41) tak

Het Hebreeuwse woord is ook alzo genomen, boven, Job 14:9; onder, Job 29:19, en Jes. 27:10.

Job 14.9 29.19 Isa 27.10

Job 29:19

34) wortel

Dat is, mijn vermogen en welvaren nam toe en vermeerderde, gelijk de wasdom van een boom, die uit den grond met water en uit den hemel met dauw wel bevochtigd wordt. Vergelijk boven, Job 18:16, en Ps. 1:3.

Job 18.16 Ps 1.3

35) uitgebreid

Hebreeuws, geopend.

Psalms 102:4

6) mijne dagen

Te weten, de dagen mijns levens.

7) als rook,

Anders, in of tot rook.

8) als een haard.

Anders: als een brandend vuur aan den haard. Zie Job 21:24.

Job 21.24

Amos 2:9

25) Amoriet

Dat is, Kana„n ietische heidense volken, alzo somtijds genoemd naar de voornaamste natie, namelijk Amorieten.

26) wiens hoogte was

Verbloemde manieren van spreken; zie Num. 13:28,32,33.

Nu 13.28,32,33

27) vrucht

Manier van spreken, betekenende de uiterste verwoesting. Zie Hos. 9:16.

Ho 9.16

Jonah 4:7

18) beschikte een worm

Gelijk Jona 4:6. en terstond weder in Jona 4:8.

Jon 4.6,8

19) die stak den wonderboom

Hebr. sloeg; dat is kwetste, stak enz. Verg. Gen. 8:21, en Hos. 9:16, en Jona 4:8.

Ge 8.21 Ho 9.16 Jon 4.8
Copyright information for DutKant