Job 18:19

46) neef hebben

Of, kindskind.

Psalms 21:10

12) aangezichts;

Dat is, van uwen toorn, dat is, wanneer Gij hen in toorn zult aanzien, oordelen en straffen. Verg. Ps. 34:17. Gen. 32:20. Lev. 17:10; Lev. 20:6. Jer. 3:12; Jer. 4:26. Klaagl. 4:16. Merk dat het aangezicht Gods hier genomen wordt voor zijnen toorn en boven, Ps. 10:7, voor zijne gunst. Verg. Ps. 25:18,19.

Ps 34.16 Ge 32.20 Le 17.10 20.6 Jer 3.12 4.26 La 4.16 Ps 10.7 Ps 25.18,19

Psalms 109:13

22) zijn nakomelingen

Anders: zijn laatste, of zijn einde.

23) uitgedelgd

Of, uitgevaagd, uitgewist. Zie Ps. 37:28.

Ps 37.28

24) in het andere

Dat is, in het geslacht, dat na dezen komen zal.

Copyright information for DutKant