Job 19:13-15

24) broeders

Versta, zijn vleselijke maagschap, of ook de geestelijke, van welke hij, om de enigheid des geloofs, broederlijke vertroostingen verwacht zou hebben. Zie Gen. 13:8.

Ge 13.8

25) zekerlijk,

Dat is, zonder enigen twijfel, gelijk het nu blijkende is. Anders, alleen vervreemden zij zich van mij; dat is, dat zij hem geen anderen dienst wisten te bewijzen in zulk een droevigen staat, dat hem te aanschouwen, als niet wetende hem te helpen.

26) houden op,

Anders, ontbreken; te weten, van mij te bezoeken, te vertroosten en de onderlinge gedienstigheden te bewijzen, die men elkander in zulk een nood schuldig is.

27) huisgenoten

Of, de inwoners van mijn huis, of die in mijn huis verkeren. Het Hebreeuwse woord schijnt algemeen te zijn, betekenende niet alleen degenen, die in het huis steeds wonen als huisgenoten, maar ook die daarin veel verkeren als goede bekenden.

28) ben ik

Dat is, zij houden en achten mij voor een, die hen niet aangaat en met wien zij niet te doen hebben. Zie boven, Job 18:3.

Job 18.3
Copyright information for DutKant