Job 19:25-27

42) Want ik weet:

Hij wil zeggen: Dewijl ik tegenwoordig zo ellendig ben, en daarenboven verdacht gemaakt word, dat ik God niet vrees noch op hem hoop, boven, Job 18:21, hoewel ik mij hier tevoren daarover verklaard heb, boven, Job 13:15,16; zo verklaar ik nu dat ik geloof dat de beloofde Messias mijn Zaligmaker is, die mij ten jongsten dage ten eeuwigen leven opwekken zal.

Job 18.21 13.15,16

43) Verlosser leeft,

Hebreeuws, go‰l. Versta, den beloofden Messias, onzen Heere Jezus Christus. Vergelijk Gen. 48:16; Jes. 59:20 met de aantekening. Zie wijders van het gebruik van dit woord Lev. 25:25, enz.; Ruth 2:20, en Ruth 3:9,12, enz.

Ge 48.16 Isa 59.20 Le 25.25 Ru 2.20 3.9,12

44) Hij zal

Dat is, ten laatste, of ten laatsten [dage]. Of, de laatste; dat is, die de eindelijke en laatste rechter over allen zijn zal.

45) over het stof

Dat is, zich ten jongsten dage met grote heerlijkheid over al degenen, die in het stof of in de aarde liggen vertonen zal, om die op te wekken, te oordelen, en de zijnen, waarvan ik een ben, tot zich in de eeuwige zaligheid op te nemen. Sommigen nemen deze woorden aldus: En de laatste [te weten, mens] zal op het st of opstaan; dat is, alle mensen zullen opstaan tot den laatsten toe. Sommigen verstaan dat Job hier spreekt van zijn eigen opstanding, en zetten het aldus over: En dit [te weten, lichaam of vlees, gelijk in Job 19:26] zal ten laatste op het stof opstaan.

Job 19.26
46) zij

Te weten, de doorboorders, dat is, de wormen en maden, die mijn huid en gehele lichaam in de aarde doorboren zullen.

47) na mijn huid

Dat is, na de doorboring en verslinding mijner huid.

48) dit doorknaagd

Versta, het overige zijns lichaams, waarop hij met zijn vinger gewezen heeft, alsof hij zeide: Dit ellendig vlees en deze zwakke benen, die met de huid bedekt zijn. De zin is, dat de wormen niet alleen zijn huid, maar ook zijn vlees en benen, of het gehele lichaam doorknagen zouden, doch dat daarna in de verrijzenis hetzelve hem weder geworden zou, om daarin zijn God te zien.

49) God aanschouwen;

Namelijk den Heere Christus, God geopenbaard in het vlees, en zichtbaar in grote majesteit ten oordeel verschijnende.

50) voor mij

Dat is, tot mijn best, of tot mijn eeuwige vreugde en zaligheid.

51) een vreemde;

Te weten, mens, of oog; dat is, met geen ander lichaam of ogen zal ik Hem aanschouwen, dan met deze mijn eigene, gelijk ik ook met mijn eigen lichaam opstaan zal, en niet met een ander van nieuws geschapen; zie 1 Cor. 15:53.

1Co 15.53

52) mijn nieren

De nieren worden in de Heilige Schrift zeer dikwijls voor het inwendigste, als voor de begeerten, aandoeningen, of bewegingen des mensen genomen, gelijk Job 19:27 en Ps. 7:10, en Ps. 26:2; Spreuk. 23:16; Jer. 12:2, enz. Vergelijk onder, Job 38:36.

Job 19.27 Ps 7.9 26.2 Pr 23.16 Jer 12.2 Job 38.36

53) verlangen zeer

Of, vergaan; te weten van verlangen, dat is, mijn begeerten en genegenheden zijn zo ontstoken tot de aanschouwing van mijn Heere en Zaligmaker, dat zij bijna versmachten, of bezwijken. Het Hebreeuwse woord wordt zo genomen 2 Sam. 13:39; Ps. 84:3, en Ps. 119:81,82,123, en Ps. 139:13.

2Sa 13.39 Ps 84.2 119.81,82,123 139.13

54) schoot.

Versta, het binnenste des mensen. Zo wordt dit genomen Pred. 7:9.

Ec 7.9
Copyright information for DutKant