Job 19:9

15) Mijn eer

Dat is, Hij heeft mij ontbloot en beroofd van al mijn staat, vermogen, waardigheid en aanzien. Het woord eer is aldus genomen Ps. 7:6; Jes. 16:14, en Jes. 21:16. Vergelijk Gen. 31:1.

Ps 7.5 Isa 16.14 21.16 Ge 31.1

16) kroon

Versta door de kroon hier al hetgeen hem tot heerlijkheid en sieraad gediend had. Alzo is dit woord genomen onder, Job 31:36; Spreuk. 4:9, en Spreuk. 12:4, en Spreuk. 14:24, en Spreuk. 16:31, en Spreuk. 17:6; Klaagl. 5:16; Ezech. 21:26.

Job 31.36 Pr 4.9 12.4 14.24 16.31 17.6 La 5.16 Eze 21.26
Copyright information for DutKant