Job 20:17

31) De stromen,

Versta hiermede een groten en rijken overvloed van allerlei goederen. Alzo Ps. 46:5; Jes. 41:18; Joh. 7:38.

Ps 46.4 Isa 41.18 Joh 7.38

32) van honig

Door deze dingen en andere worden in de Heilige Schrift te kennen gegeven zeer uitnemende zegeningen, dit tijdelijk leven rakende. Zie Exod. 3:8; 2 Kon. 18:32; onder, Job 29:6, en de aantekening.

Ex 3.8 2Ki 18.32 Job 29.6

Isaiah 35:7

16) waar zij gelegen hebben,

Hebreeuws, hunlieder nederligging.

17) zal gras

De zin is: De gemeente der gelovigen zal met den Heiligen Geest bevochtigd worden, hetwelk dezelve zal doen groeien en bloeien, gelijk riet en biezen in vochtige plaatsen wassen. Anders: zal de voorhof des riets en der bieze zijn. De zin is: Het land, hetwelk geen ander nut noch oorbaar had, dan dat het den draken diende om daar te liggen en hunne woonplaats te hebben, zal in een lieflijk veld veranderd worden en het zal zijn als een zaal vol riet en vol biezen.

Isaiah 44:3

6) water gieten

Dat is, den Heiligen Geest, gelijk straks verklaard wordt.

7) de dorstigen,

Die naar de gerechtigheid dorsten; Matth. 5:6.

Mt 5.6

8) stromen

Dit is hetzelfde, dat straks gezegd is.

9) op het droge;

Dat is, op die, welken van nature noch zaligmakende kennis van God hebben noch tot enige goede werken bekwaam zijn.

10) op uw zaad

Dat is, op uwe nakomelingen, zonen en dochters.

11) op uw nakomelingen.

Of, spruiten; zie Job 5:25. Zie ook Jes. 22:24.

Job 5.25 Isa 22.24

John 4:10

11) de gave Gods kendet,

Dat is, mij, die den mensen tot een Zaligmaker van God gegeven ben; Rom. 8:32.

Ro 8.32

12) levend water gegeven

Dat is, levend makende, waarmede bij gelijkenis verstaan wordt de gave des Heiligen Geestes, door welken wij wedergeboren en verkwikt worden ten eeuwigen leven. In zulker voege, dat hoewel wij somtijds wel dorsten naar troost in zware vallen en aanvechtingen, nochtans door deze genade des Heiligen Geestes alzo wederom verkwikt en gesterkt worden, dat wij nimmermeer in wanhoop vervallen, noch verloren gaan. Zie Jes. 12:3; Joh. 6:35, en Joh. 7:38,39.

Isa 12.3 Joh 6.35 7.38,39

John 7:37

66) laatsten dag,

Dat is, den achtsten dag, die zowel als de eerste moest gevierd worden met samenkomsten en offeranden. Zie Lev. 23:36.

Le 23.36

67) Zo iemand dorst,

Alzo de Joden zich voornamelijk op dit feest, al de vruchten nu ingezameld zijnde, vrolijk maakten met eten en drinken, zo schijnt dat Christus daaruit gelegenheid neemt, om hen van den rechten geestelijken drank te onderwijzen en daartoe te noden.

68) die kome tot

Dat is, uit het gevoel van zijne ellende verlangt daarvan verlost te worden. Zie Jes. 44:3, en Jes. 55:1; Joh. 4:14.

Isa 44.3 55.1 Joh 4.14
Copyright information for DutKant