Job 21:16

27) hun goed

Dat is, hun welvaren is in hun macht niet, maar alleen in den genadigen zegen des Allerhoogsten. Job spreekt hier in zijn persoon, en verfoeit de ijdelheid en de goddeloosheid der ongelovige en onvrome mensen, verklarende geen gemeenschap daarmede te willen hebben.

28) raad

Dat is, het gevoelen, voornemen en bedrijf; vergelijk Deut. 32:28; boven, Job 10:3, en Job 18:7; Ps. 1:1.

De 32.28 Job 10.3 18.7 Ps 1.1
Copyright information for DutKant