Job 21:25
46) met een bittere Dat is, zijnde in grote droefheid des harten. Vergelijk de aantekening 2 Kon. 4:27. 2Ki 4.27 47) goede Te weten, dezes tijdelijken levens, gelijk boven, Job 21:13. Zie de aantekening. Job 21.13 48) gegeten. Dat is, gebruikt, of genoten. Alzo is eten dikwijls voor krijgen en genieten in de Heilige Schrift genomen, niet alleen in het goede, Spreuk. 13:2; Jes. 1:19, en Jes. 55:1,2, maar ook in het kwade; Spreuk. 1:31. Pr 13.2 Isa 1.19 55.1,2 Pr 1.31 Psalms 104:28
60) goed verzadigd. Zie Job 21:13. Job 21.13 Proverbs 11:10
26) Een stad Dat is, de inwoners ener stad, te weten die wel gesteld is, zijnde voorzien van goede regering en burgerij. Stad voor hare inwoners; gelijk Gen. 35:5; 1 Sam. 4:13; 1 Kon. 1:41; Jes. 14:31; Matth. 21:10, enz. Ge 35.5 1Sa 4.13 1Ki 1.41 Isa 14.31 Mt 21.10 27) het welvaren Hebreeuws, in het goede; hetwelk men hier verstaan kan van den uiterlijken welstand der vromen. Zie het woord goed alzo genomen, Job 21:13, en vergelijk de aantekening. Job 21.13 Ecclesiastes 6:3
5) honderd [kinderen] Dat is, vele, een zeker getal voor een onzeker. 6) het goed, Zie Job 21. 13. Job 21.13 7) hij ook geen begrafenis had Dat is, dat het zo met hem stond, dat hem geen eerlijke begrafenis mocht gebeuren; maar dat hij die tevoren in grote eer geleefd heeft onbegraven daarheen geworpen werd, gelijk Saul; 1 Sam. 31:8,9,10; Isebel, 2 Kon. 9:35; Jojakim, Jer. 22:19; en anderen meer. 1Sa 31.8,9,10 2Ki 9.35 Jer 22.19 8) ik zeg, dat een Te weten naar het oordeel des vleses en in aanmerking van de uiterlijke toevallen; dewijl een misdracht of misval vrij is van al de ellenden, die zodanig een mens onderworpen is; zie Job 3:16. Job 3.16 Isaiah 1:19
63) hoort, Dat is, gehoorzaamt; te weten mijne geboden. 64) het goede Dat is, het schoonste en het beste van dit land; zie Job 21:13,25. Job 21.13,25
Copyright information for
DutKant