Job 22:20

35) stand

Dat is, het leven en welvaren dergenen die vroom waren en God vreesden, onder wie Elifaz zich mede rekent, omdat hij zich hield een van hun navolgers en metgezellen in de godvruchtigheid.

36) vuur

Versta, het vuur der goddelijke gramschap en wraak. Alzo Deut. 32:22; Ps. 18:9; Jes. 26:11, en Jes. 66:16; Ezech. 22:31, of de tegenheid, die uit Gods gramschap komt, boven, Job 15:34. Sommigen verstaan het voornamelijk van de uitroeiing van Sodom en Gomorra.

De 32.22 Ps 18.8 Isa 26.11 66.16 Eze 22.31 Job 15.34

37) overblijfsel

Anders, hun uitnemendheid.

Copyright information for DutKant