Job 22:22

42) wet

Anders, lering.

43) Zijn mond,

Namelijk, Gods. Versta door den mond Gods, zijn woord, of zijn dienaren, die zijn woord verkondigen. Zie Jes. 11:4; 2 Thess. 2:8.

Isa 11.4 2Th 2.8

Psalms 33:6

9) woord

Versta, het eeuwige zelfstandige Woord des Vaders. Zie Gen. 1:3.

Ge 1.3

10) Geest

Versta dit van den Heiligen Geest, die van den Vader en den Zoon uitgaat en gezonden wordt, zijnde mede een oorsprong van de schepping, aller dingen. Verg. Gen. 1:2; Job 26:13; Job 33:4.

Ge 1.2 Job 26.13 33.4

11) heir.

Zie Gen. 2:1.

Ge 2.1

2 Thessalonians 2:6

21) [hem]

Namelijk de antichrist.

22) wederhoudt

Dat is, zijn openbaring, of openlijke opkomst nog verhindert en ophoudt. Hierdoor wordt door sommigen verstaan de zuivere prediking van het Evangelie, en de oprechtheid der leraars in de gemeente Gods, die zolang zij in Christus' Kerk zijn behouden, zulke geestelijke heerszucht en dwaling hebben wederstaan en tegengehouden. Doch door meest alle oude leraars en van onzen tijd wordt hierdoor verstaan de opperste autoriteit en aanzien der oude keizers in het Romeinse rijk, die door hunnen wereldlijke macht de opkomende geestelijke macht van den antichrist over de Christenheid heeft wederhouden, totdat hun keizerlijke autoriteit door de Saracenen en Mohammedanen in het Oosten, en door verscheidene barbaarse volken in het Westen, zeer is gebroken en onder den voet gebracht; bij welke gelegenheid deze geestelijke overheersende macht in het Christendom is doorgebroken, en heeft hare heerschappij zelfs over keizers, koningen, prinsen en volken openlijk bevestigd, hetwelk omtrent zes honderd jaren na de geboorte van Christus van velen uit de histori‰n (geschiedenis) van dien tijd bewezen is. Wie nu deze antichrist is, die deze macht in het Christendom vele honderden jaren heeft overheerst, wordt klaarlijk aangewezen Openb. 13:17, Openb. 13:18.

Re 13.17,18

23) weet

Namelijk door de waarschuwing van mij aan u gedaan, hetwelk de apostel daarom hier niet uitdrukt, om, zoals vele ouden menen, de keizers van Rome niet te zeer te vertoornen tegen de Christenen, alzo de Romeinen voorgaven dat hunne heerschapppij geen einde zou hebben in de wereld.

24) te

Namelijk van God verordineerd, en den antichrist toegelaten, gelijk hier voor is verklaard.

Hebrews 4:12

29) Want het Woord Gods

Sommigen verstaan dit van Christus, die het Woord Gods, genoemd wordt, Joh. 1:1; Openb. 19:13, en de gehele beschrijving, die volgt, komt daarmede ook wel overeen. Doch dewijl Paulus den persoon van Christus in zijn andere Schriften met dezen naam niet noemt, zo kan het hiervoor het woord des Evangelies geschikter genomen worden, welks kracht ook elders wordt beschreven. Zie Rom. 1:16; 2 Cor. 3:8,9; 1 Petr. 1:23,25.

Joh 1.1 Re 19.13 Ro 1.16 2Co 3.8,9 1Pe 1.23,25

30) levend en krachtig,

Namelijk door de werking des Heiligen Geestes, die dit leven en kracht daardoor in onze harten openbaart.

31) dan enig tweesnijdend zwaard,

Grieks boven alle tweesnijdend zwaard. Het Griekse woord betekent eigenlijk een zwaard dat twee monden heeft, en van twee zijden bijt of snijdt, gelijk uit Christus' mond een scherp zwaard ook wordt gezegd te gaan, Openb. 19:15. Zie ook Jes. 11:4, en Ef. 6:17. Waardoor bij gelijkenis te kennen gegeven wordt, dat Gods Woord op de ene zijde de harten verslaat door de overtuiging der zonden en straffen, die de mens heeft verdiend, en aan de andere zijde de harten zuivert, en de kwade begeerlijkheden doodt, om voor Christus voortaan te leven. Zie een voorbeeld Hand. 2:37,38.

Re 19.15 Isa 11.4 Eph 6.17 Ac 2.37,38

32) de verdeling der ziel

Dat is, tot de binnenste bewegingen van den wil en het verstand des mensen. Zie ook 1 Thess. 5:23.

1Th 5.23

33) der samenvoegselen,

Dat is, van hetgeen aldaar meest verborgen schijnt te zijn in den mens, gelijk het merg en de samenvoeging der leden zijn.

34) een oordeler der gedachten

Gods Woord wordt gezegd de gedachten en overlegging der harten te oordelen of te onderscheiden, omdat de mens door Gods Woord onderricht en vermaand zijnde, zichzelf onschuldigt, of beschuldigt voor Gods oordeel, en zich zelven daarover voor God vernedert, of ook moed geeft om tot den troon Zijner genade vrijmoedig te gaan. Zie 1 Cor. 14:24,25.

1Co 14.24,25

Revelation of John 1:16

43) zeven

Deze sterren worden hierna, Openb. 1:20, verklaard te zijn de engelen of opzieners der gemeente, die bij sterren worden vergeleken, omdat zij de gemeente met hun leer en leven moeten voorlichten, gelijk de sterren de reizende lieden te land en te water doen.

Re 1.20

44) in zijn

Deze sterren worden gezegd te zijn in de rechterhand van Christus, omdat Hij die zendt, regeert en beschermt, en door hen krachtig is in de harten der mensen, en nochtans ook machtig om hen te straffen, zo zij hun beroep niet behoorlijk waarnemen; gelijk af te nemen is uit Openb. 2:1,5.

Re 2.1,5

45) tweesnijdend

Namelijk van Zijn woord, zo door Zijn beloften, tot troost der gehoorzamen, als door Zijn dreigementen tot straf der ongehoorzamen, gelijk verklaard wordt Openb. 2:16, en Openb. 19:15. Zo wordt ook Gods Woord genoemd Ef. 6:17; Hebr. 4:12.

Re 2.16 19.15 Eph 6.17 Heb 4.12

46) gelijk de

Hierdoor wordt de heerlijkheid van Christus aangeduid, gelijk ook de gelovigen hiernamaals in het eeuwige leven, Matth. 13:43; die nochtans geen heerlijkheid hebben dan van Christus en door Christus.

Mt 13.43

Revelation of John 2:16

46) met het

Dat is, door mijn dreigementen en geestelijke macht. Zie hiervoren Openb. 1:16, en 2 Cor. 10:5,6.

Re 1.16 2Co 10.5,6

Revelation of John 19:15

38) uit Zijn mond

Zie van dit zwaard de verklaring Openb. 19:21.

Re 19.21

39) de heidenen slaan

Of volken; dat is, al de vijanden Zijner gemeente, die met den antichrist tegen Christus en Zijn rijk zullen aanspannen. Zie hiervoren Openb. 2:26,27, waar deze plaats van den tweeden psalm ook op de leden van Christus wordt gepast.

Re 2.26,27

40) met een ijzeren

Namelijk om die te vermorzelen als aarden vaten, dewijl zij zich door den staf van Zijn woord niet hebben laten leiden.

41) Hij treedt den

Dat is, vertreedt en verplettert de vijanden Gods, gelijk de druiven in een wijnpersbak van een sterk man gemakkelijk vertreden en vermorzeld worden. Zie hiervoor Openb. 14:20; Jes. 63:3, waar deze gelijkenis van Christus ook wordt gebruikt. Zie ook dergelijke in de Klaagliederen Jer. 1:15.

Re 14.20 Isa 63.3 Jer 1.15
Copyright information for DutKant