Job 24:20

54) baarmoeder

Dat is, zijn moeder, die hem, namelijk den goddeloze, in haar lijf gedragen en ter wereld gebracht heeft, zal zijns niet meer gedenken; zowel om de grote zonden, die hij in zijn leven heeft bedreven, alsook omdat hij daarom van de vromen ongeacht zal blijven.

55) het gewormte

Dat is, de dood, die de wormen in de lichamen voortbrengt, is hem gemakkelijk en als een zoete slaap, omdat hij de lichamen v¢¢r het toekomende gericht geen smart aandoet. Vergelijk boven, Job 21:33.

Job 21.33

56) zijns wordt

Dat is, men laat hem waar hij is, zonder meer om hem te denken, zodat zijn lichaam in het graf nevens andere met vrede gelaten wordt.

57) het onrecht

Dat is, de ongerechtige. Alzo Ps. 107:42; idem Spreuk. 13:6, zonde voor zondaar, Spreuk. 14:1, dwaasheid voor dwaas. Zie ook onder, Job 35:13. De zin is, dat degenen, die verkeerdheid en boosheid plegen, dikwijls gemakkelijk sterven, gelijk wanneer een dor hout haastelijk en lichtelijk in stukken gebroken wordt, zonder grote moeite of arbeid.

Ps 107.42 Pr 13.6 14.1 Job 35.13

Job 35:13

32) ijdelheid

Dat is, de ijdele mensen, die ledig zijn van het rechte geloof en de ware godvruchtigheid. Alzo snoodheden voor snode mensen, Ps. 12:9; bedrog voor bedriegers, Spreuk. 12:24; valsheid voor valschaard, Spreuk. 17:4; begeerte voor begerige, Spreuk. 21:26. Zie ook boven, Job 24:20, en de aantekening op het woord onrecht.

Ps 12.8 Pr 12.24 17.4 21.26 Job 24.20

Proverbs 17:11

31) Zekerlijk,

Of, de wederspannige zoekt alleenlijk het kwaad; Hebreeuws, de wederspannigheid; dat is, die zeer wederspannig is. Zie Job 35:13. Alzo boven Spreuk. 17:4, valsheid voor valschaard. Versta, degenen, die wederspannig is tegen God en die over hem gesteld zijn. Anders: de kwade zoekt alleen, of zekerlijk, wederspannigheid.

Job 35.13 Pr 17.4

32) kwaad;

Te weten dat hij zijnen naaste aandoet en voornamelijk den vrome.

33) wrede

Te weten, de Satan, of enige zware plaag, die God als zijne scherprechters gebruikt.

34) gezonden

Namelijk van God.

Ezekiel 2:8

19) eet, wat Ik u geef.

Met dit teken wordt Ezechi‰l het profetisch ambt overgegeven, en belast de openbaring Gods niet alleen gaarne te horen, maar ook naarstiglijk te overleggen en getrouwelijk uit te richten. Alzo zijn ook andere mannen Gods door zekere tekenen in hun ambt ingesteld en bevestigd geweest; zie Exod. 4:2,3,4; Jes. 6:6,7; Jer. 1:9; Openb. 10:8,9,10.

Ex 4.2,3,4 Isa 6.6,7 Jer 1.9 Re 10.8,9,10
Copyright information for DutKant