Job 25:6

8) mens,

Deze naam, en de volgende, des mensen kind, raken in het algemeen alle mensen, en daarom ook hetgeen wat van dezelve hier gezegd wordt. Zie boven, Job 5:17, en 1 Kon. 8:39.

Job 5.17 1Ki 8.39

Psalms 62:9

18) volk;

Te weten, des Heeren, namelijk Isra‰l.

19) hart

Dat is, de begeerten uws harten, gebeden met tranen. Verg. 1 Sam. 1:15; Klaagl. 2:19, en Ps. 42:5.

1Sa 1.15 La 2.19 Ps 42.4

Jeremiah 17:9

34) Arglistig

Of, tukachtig, bedriegelijk, achterhoudend, genegen tot overtreding. Het Hebreeuwse woord akob is hetzelfde, waarvan de patriarch Jakob zijnen naam gekregen heeft, omdat hij zijnen broeder in de geboorte bij den hiel had; maar dat het ook de betekenis heeft van list, lage, bedrog, tukken, ondertreding, enz., blijkt niet alleen hier, maar ook boven Jer. 9:4; Gen. 27:36; Joz. 8:13; 2 Kon. 10:19.

Jer 9.4 Ge 27.36 Jos 8.13 2Ki 10.19

35) hart,

Van den mens na den val, zolang het door den geest der wedergeboorte niet is vernieuwd; en zo boos van harte waren de huichelaars en afvallige Joden, die van God afweken en op Hem niet vertrouwden, hoewel zij het niet wilden weten, maar zichzelven in hunne boosheid liefkoosden en de bestraffing der profeten verachtten, waarover God verklaart hun richter te zullen zijn, in Jer. 17:10.

Jer 17.10

36) enig ding,

Of, bovenal.

37) dodelijk

Ten dode strekkende, waar de dood aan vast is, ongeneeslijk, vertwijfeld boos. Van het Hebreeuws woord heeft de mens den naam van Enosch, betekenende zijn sterflijken of ellendigen staat, in welken hij door de zonde gevallen is.

Romans 8:7

22) vijandschap is tegen God;

Dat is, vijandelijk gezind tegen God; niet dat de vleselijke mens altijd voorheeft God te haten als een vijand, maar omdat hetgeen, waar hij een behagen in heeft, Gode vijandig en hatelijk is, en hij zichzelven daardoor hatelijk maakt voor God; Deut. 5:9; Rom. 1:30.

De 5.9 Ro 1.30

23) het kan ook niet.

Namelijk zichzelven Gods wet onderwerpen en die van harte gehoorzamen, namelijk vanwege de verdorvenheid en verkeerdheid, die daarin en in de wereld is, waar het een behagen in heeft; 1 Joh. 2:15,16.

1Jo 2.15,16
Copyright information for DutKant