Job 27:18

31) Hij bouwt

Hij vergelijkt den goddeloze bij een mot, die voor zich een zacht huisje maakt in kostelijk gewaad, waaruit zij haast verdreven wordt, om alzo zijn onzekeren en licht vergaanden voorspoed aan te wijzen. Vergelijk boven, Job 8:14.

Job 8.14

32) hoeder

Of, als eenhut, [die] de hoeder maakt. Een andere gelijkenis, die tenzelfden einde dient, genomen van een hoeder, die gesteld is om enig gewas of beesten te wachten, die wel een hut tot zijn gemak lichtelijk opmaakt, maar daarna haastelijk verlaten moet, omdat zijn werk ophoudt of de hut vervalt.

Copyright information for DutKant