Job 27:23

44) [Een ieder]

Te weten, die hem in zijn ongeluk zal zien en verstoten uit zijn plaats.

45) handen klappen,

Te weten, tot een teken dat men hem veracht en bespot. Alzo Klaagl. 2:15; Ezech. 25:6; Zef. 2:15.

La 2.15 Eze 25.6 Zep 2.15

46) over hem

Zie 1 Kon. 9:8.

1Ki 9.8

47) zijn plaats.

Te weten, desgenen die schuifelt, of des goddelozen, waarover geschuifeld wordt.

Copyright information for DutKant