Job 28:5

15) het brood voort,

Dat is, het koren, waaruit het brood gebakken wordt.

16) wordt

Dat is, heeft binnen in zich aderen en lagen van sulfer en vurige stof, die de mensen weten uit te vinden.

Ecclesiastes 11:1

1) uw brood uit

Dat is, doe wel aan een iegelijk, zo bekenden als onbekenden.

2) op het water,

Hebr. op het aangezicht des waters, of der wateren. Verstaande door het water de armen, die niet hebben om wederom te vergelden, zodat het schijnt verloren te zijn wat men hun geeft. Aldus spreken wij ook: Het is zoveel alsof men in het water of in de zee wierp.

3) gij zult het vinden

Dat is, God zal het u wedergeven; ja veellicht ook wel de mensen zelf, wie gij voorlang enige weldaad of hulp gedaan hebt.

4) na vele dagen.

Hebr. na veelheid van dagen; dat is nadat vele dagen of jaren zullen vervlogen zijn.

Isaiah 28:28

90) Het brood[koren]

Jes. 28:27 heeft hij gezegd, welk oordeel of overleg de landman gebruikt in het uitdorsen van die en die zaden; hier wijst hij aan, welk overleg de landman gebruikt in het hanteren der tarwe, die moet verbrijzeld worden, zal zij bekwaam gemaakt worden om brood daarvan te maken, nochtans verbrijzelt hij ze niet door het lang en veel dorsen en herdorsen, want zodoende zou zij op den dorsvloer bedorven worden en nergens bruikbaar toe wezen; derhalve moet de tarwe, nadat ze uitgedorst is, met de molenstenen klein gemalen en verbrijzeld worden; dewijl de landman dit wel weet en verstaat, zo gebruikt hij overleg en verstand in het omgaan met het broodzaad. Dit oordeel, of verstand en overleg komt ook van den Heere. In het Hebreeuws staat brood voor broodkoren, gelijk Ps. 104:15.

Isa 28.27 Ps 104.15

91) hij dorst

Te weten de huisman.

92) geduriglijk

Hebreeuws, eeuwiglijk, altoos.

93) noch hij breekt

Of, noch het wiel van zijn wagen breekt het.

Isaiah 30:23

78) Hij

Te weten de Heere.

79) uw zaad,

Hebreeuws, Hij zal den regen uws zaads geven; te wten dien regen, dien uw zaad van doen heeft, zou het wel en vruchtbaar opwassen.

80) waarmede gij

Of, als gij het land bezaaid hebt.

81) brood

Anders: brood des lands voortkomt; dat is koren, dat uit het land voortkomt.

82) smoutig zijn;

Of, olieachtig.

Copyright information for DutKant