Job 3:5

6) des doods schaduw

Versta, een zeer dikke en bijna tastelijke duisternis, wier ijslijkheid den mensen den dood zou kunnen aanbrengen; alzo onder, Job 16:16; Ps. 23:4, en Ps. 44:20.

Job 16.16 Ps 23.4 44.19

7) zwarte dampen

Of, de brandende hittigheden des dags. Versta, de dikke en donkere nevelen, die, door de hitte der zon uit de aarde en de wateren getrokken zijnde, in de lucht opstijgen, waardoor de dag mistig en het licht deszelven droevig en duister gemaakt wordt; welke verklaring bevestigd wordt door hetgeen in Job 3:5 voorgaat. Anderen: Dat zij hem verschrikken, gelijk de bittere, of de bitterheden des dags. Dat is, dat de duisternis en de schaduw des doods dezen dag schrikkelijk maken, gelijk de mensen plegen te doen, die in gruwelijke plagen stekende, met hun gehuil en gekerm anderen een bittere vrees aanjagen; of versta de plagen, die den dag den mensen bitter maken.

Job 3.5

Job 10:21-22

41) wederkom

Te weten, in dit tijdelijke leven.

42) in een land

Dat is, in het graf, hetwelk ook duisternis genaamd wordt, onder, Job 17:13.

Job 17.13

43) schaduwe

Dat is, dodelijke schaduw; versta, een zeer dikke en donkere schaduw, die met den dood verenigd is, gelijk er is des grafs schaduw. Alzo in Job 10:22.

Job 10.22
44) ordeningen,

Te weten, van dag en nacht, licht en duisternis, zomer en winter, lente en herfst, hitte en koude. De zin is, dat deze veranderingen der lucht en van den tijd, die bij beurten elkander achtervolgen, in de donkerheid des grafs niet gezien worden, zijnde daar anders niet dan enkel verwarring.

45) en het geeft

Dat is, het klaarste, dat in het graf is, is anders niet dan dikke, tastelijke en ijslijke donkerheid.

Job 24:17

45) hun te zamen

Dat is, hun allen.

46) de schaduw des doods;

Versta, als de schaduw des doods, welke zeer schrikkelijk en vreeslijk is, ja, als de dood zelf. Zo in het volgende. Vergelijk boven, Job 3:5, en Job 10:21.

Job 3.5 10.21

47) strikken

Dat is, zulke schrikken, als uit des doods schaduw voortkomen.

Psalms 44:19

21) pad

Dat is, de geboden, waarin Gij ons bevolen hebt te wandelen.

Psalms 107:10

14) schaduw des

Dat is, dikke duisternis, waarvan men verschrik, of zulke duisternis als onder de aarde is, waar de doden begraven liggen. Zie Ps. 23:4.

Ps 23.4

15) met verdrukking

Dat is, in de ijzers geslagen en zeer bedrukt. Zie Job 36:8,9.

Job 36.8,9

Jeremiah 2:6

10) zeiden niet:

Te weten, bij zichzelven, dat is, dachten niet, alzo Jer. 2:8.

Jer 2.8

11) wildernissen

Hebr. der wildernis en des kuils, of der groeve; dat is woest en kuilachtig, dat is onslecht, oneffen, ongebaand; sommigen verstaan door den kuil het graf; dat is, zulk een land, waarin, vermits gebrek van alles Jer. 2:2, voor de doortrekkenden niet dan de dood en het graf te verwachten was, tenware God het wonderlijk voorzien had.

Jer 2.2

12) schaduw des doods,

Zie Ps. 23:4.

Ps 23.4
Copyright information for DutKant