Job 30:9

17) hun een snarenspel

Dat is, waarvan zij zingen, spelen en klappen, blijde zijnde over mijn ellende en daarmede den spot drijvende. Vergelijk boven, Job 17:2,5,6; Ps. 35:15, en Ps. 69:13; Klaagl. 3:14; Ezech. 33:32.

Job 17.2,5,6 Ps 35.15 69.12 La 3.14 Eze 33.32

Lamentations 3:14

30) al mijn volk

Te weten al dengenen, die mijne vrienden en bekenden geweest zijn; inzonderheid dengenen, die afgevallen zijn vanwege deze zware ellenden, die Gij, Heere, ons toeschikt.

31) tot belaching geworden,

Dat is, een stof van belaching en bespotting.

32) snarenspel

Hebreeuws, snarenslaging. De zin is: Zij dichten liedjes van mij en hebben hun genoegen daarin, dat zij mij dagelijks in hunne liedjes mijne ellende verwijten en voorwerpen; zie Job 17:6, en Job 30:9, en Ps. 69:13, en onder Klaagl. 3:63; vergelijk Deut. 28:37.

Job 17.6 30.9 Ps 69.12 La 3.63 De 28.37
Copyright information for DutKant