Job 38:1

1) een onweder,

Door hetwelk God Job zijn tegenwoordigheid te kennen gaf, hem aandachtig maakte en vernederende voor zijn majesteit. Zie gelijke voorbeelden Exod. 19:16,18,22, enz.; Deut. 4:11; 1 Kon. 19:11,12; Ezech. 1:4; Nah. 1:3.

Ex 19.16,18,22 De 4.11 1Ki 19.11,12 Eze 1.4 Na 1.3
Copyright information for DutKant