Job 39:10
24) Hij belacht Dat is, hij acht de menigte en het bedrijf der mensen niet, omdat hij de woestijn liever heeft, of omdat hij ook niet vreest het geweld, dat vele mensen zouden mogen aanleggen om hem te bedwingen. Dit is menselijkerwijze van de beesten gesproken, gelijk onder, Job 39:21,25,28, en Job 40:22,23, en Job 41:18,20. Job 39.18,22,25 41.3,4,27,29 25) menigerlei Dat is, het geroep, hetwelk pleegt gemaakt te worden van degenen, die enigen arbeid of dienst van mensen of beesten gedaan willen hebben.Psalms 65:10
15) bezoekt Dat is, Gij doet wel bij het land, of de aarde, door uw milden zegen, gelijk volgt. Verg. Deut. 11:12, en zie Gen. 21:1. De 11.12 Ge 21.1 16) begerig Of, graag, dat is dorstig naar regen. Anders, Gij zijt het welgenegen. Anderen zetten het over: Gij watert het, nemende het Hebr. woord van een anderen oorsprong. 17) rivier Zo noemt de profeet Gods regen, dien Hij zendt om het land vruchtbaar te maken, of de wolken, waaruit Hij den regen afzendt. Sommigen nemen het woord Gods, als bijgevoegd tot uitdrukking van een overvloedigen regen, als bergen en cederen Gods, dat is, zeer grote hoogte. Verg. Deut. 11:10,11. De 11.10,11 18) het alzo Te weten, het land. 19) hunlieder Te weten, der mensen, waarvan zij zullen leven.Hosea 10:4
12) woorden gesproken, Dit kan men verstaan van hoge, bittere en trotse woorden van den een tegen den ander in hun onderlinge samenzweringen, f, tegen God en zijne profeten. [Vergelijk boven Hos. 7:16, en de aantekening; idem Mal. 3:13], f, van hunne menigerlei samensprekingen en beraadslagingen [gelijk woorden ook voor raadslagen genomen worden. Zie 1 Kon. 1:7; Ezech. 38:10 met de aantekening] tot stijving hunner afgoderij en van hun staat tegen God, door handelingen met heidense koningen en verbonden, die zich lichtelijk met hoge woorden bezwoeren, en ze weder lichtelijk braken, waarop de volgende woorden zien. Ho 7.16 Mal 3.13 1Ki 1.7 Eze 38.10 13) valselijk zwerende Gelijk zij zonder twijfel gedaan hebben, als zij zich aan den koning van Assyri verbonden, en kort daarna weder van hem afvielen tot den koning van Egypte; 2 Kon. 17:3,4. Anders: ijdellijk, of tevergeefs vloekende, zichzelven verzwerende, gelijk goddeloze mensen plegen te doen; zie boven Hos. 4:2. 2Ki 17.3,4 Ho 4.2 14) oordeel Dat is, hunne straf, mijn oordeel over hen; zie Jer. 48:21, en boven Hos. 6:5. Jer 48.21 Ho 6.5 15) vergiftig kruid Zie Ps. 69:22. Ps 69.21 16) groenen, De straffen zullen zo overvloedig komen en toenemen als een boos onkruid wast in het veld.
Copyright information for
DutKant