Job 39:25

56) vreze,

Dat is, de dingen, die den mensen vrees plegen aan te jagen, als allerlei wapenen en krijgsgereedschap. Vrees voor dat te vrezen is; alzo Spreuk. 1:26, en Spreuk. 10:24; Jes. 66:4.

Pr 1.26 10.24 Isa 66.4

57) wederom

Hebreeuws, van het aangezicht des zwaards.

Psalms 22:17

25) honden

Versta, de hogepriesters en schriftgeleerden, mitsgaders het snode gespuis der Joden en soldaten, die de Heere Christus bij honden vergelijkt, vermits hunne snoodheid, onreinheid en dolle razernij tegen hem. Verg. Job 30:1. Ps. 59:7,15. Spreuk. 26:11. Matth. 7:6. Filipp. 3:2. Openb. 22:15. Zie ook 2 Sam. 3:8.

Job 30.1 Ps 59.6,14 Pr 26.11 Mt 7.6 Php 3.2 Re 22.15 2Sa 3.8

26) doorgraven.

Dat is, zij hebben mijne handen en voeten doornageld.

Copyright information for DutKant