Job 4:15

23) ging

Alzo wordt het Hebreeuwse woord ook genomen onder Job 9:11,26, en Job 11:10.

Job 9.11,26 11.10

24) geest;

Dat is, een goede engel des Heeren, om hem te verklaren hetgeen volgt, Job 4:17.

Job 4.17

25) mijns vleses

Dat is, van mijn hoofd.

Ezekiel 27:35

103) eilanden

Vergelijk boven Ezech. 26:15.

Eze 26.15

104) staan de haren te berge,

Gelijk onder Ezech. 32:10

Eze 32.10

105) aangezicht.

Tonende grote verschriktheid in hun gelaat.

Ezekiel 32:10

25) haren over u te berge staan,

Gelijk boven Ezech. 27:35.

Eze 27.35

26) Mijn zwaard

Gelijk boven Ezech. 30:24.

Eze 30.24

27) zwaaien

Of, zwingen, u door mijn zwaard slaande en nedervellende als voor hunne ogen, hetwelk hun een groten schrik zal aanbrengen, gelijk volgt.

28) elk ogenblik sidderen,

Hebreeuws, zullen in ogenblikken.

29) ziel,

Dat is, leven, of persoon, voor zichzelven; vrezende dat het hen of hun leven ook gelden zal; zie Gen. 19:17, en Gen. 12:5.

Ge 19.17 12.5
Copyright information for DutKant