Job 4:4
5) den struikelende Dat is, die door ongeloof, mistrouwen, ongeduld en murmurering op den weg der godzaligheid gevallen waren, dat is gezondigd hadden. Zie van zulken geestelijken val, Spreuk. 25:26; 1 Cor. 10:12; Gal. 6:1. Pr 25.26 1Co 10.12 Ga 6.1 6) krommende Die vanwege haar grote zwakheid door sterke vertroostingen moesten ondersteund worden om onder het kruis niet te bezwijken. Vergelijk Jes. 35:3. Isa 35.3Ezekiel 21:7
14) gerucht, Dat is, de zekere tijding van de komst der Chalden, om u te verderven. 15) zal versmelten, Te weten door vrees. Zie Deut. 1:28 en Joz. 2:11. De 1.28 Jos 2.11 16) zullen verslappen, Door verbaasdheid en ontsteltenis; zie 2 Sam. 4:1. 2Sa 4.1 17) geest Dat is, moed; zie Spreuk. 15:13. Pr 15.13 18) inkrimpen, Dat is, door het gevoel zijner ellenden benauwd, geperst en geprand zijn. Het tegendeel is als het hart zich wijd uitbreidt; Ps. 119:32. Ps 119.32 19) henenvlieten; Hebreeuws, heengaan; dat is, hunne kracht verliezen. Zie boven Ezech. 7:17. Eze 7.17 20) komt, Te weten het gerucht, recht tevoren vermeld.
Copyright information for
DutKant