Job 41:1

1) koen,

Hebreeuws, wreed, fel, gruwzaam.

2) hem opwekken zou;

Den leviathan. Zie van dien boven, Job 40:20.

Job 41.1

3) wie is dan

Zo de mensen het gezicht van zulk een beest niet verdragen kunnen, hoe zullen zij mijn majesteit verdragen om tegen mij te twisten.

Job 41:10

22) Uit zijn mond

Dat is, zo groot en overvloedig is de rook, komende uit zijn snuiven en blazen, alsof er fakkelen in zijn balg brandden, en vurige vonken daaruit berstten. Dit en het volgende schijnen overtollige manieren van spreken te zijn, om te tonen de grootheid van het bruisen en snuiven van dit beest, en de kracht der werking, daaruit volgende.

23) vurige

Hebreeuws, vonken, of sprankelen des vuurs. Alzo een fakkel des vuurs, Gen. 15:17, voor vurige fakkel. Kolen des vuurs, Lev. 16:12; idem, wagen des vuurs en paarden des vuurs; 2 Kon. 2:11, enz.

Ge 15.17 Le 16.12 2Ki 2.11
Copyright information for DutKant