Job 7:7

23) Gedenk,

Job keert zijn aanspraakt tot God, van wien hij begeert, dewijl ons leven in zichzelf zeer kort en ellendig is, dat Hij hem tenminste voor den tijd, die hem hier nog overig was, zijn tijdelijken zegen wilde vergunnen, gelijk welke hier maar genoten kon worden.

24) wind is;

Dat is, zeer nietig, ongestadig en haast vergaande. Zie boven, Job 6:26.

Job 6.26

25) het goede

Te weten, van dit vergankelijke leven. Het goede te zien, is het te genieten, of te krijgen. Alzo onder, Job 9:25; Ps. 128:5; Pred. 5:17. In denzelfden zin wordt men gezegd de rust te zien, Gen. 49:15; het licht te zien, onder, Job 33:28; het leven te zien, Joh. 3:36; goede dagen te zien, 1 Petr. 3:10, enz.

Job 9.25 Ps 128.5 Ec 5.18 Ge 49.15 Job 33.28 Joh 3.36 1Pe 3.10

Psalms 34:19

26) gebrokenen

Die, allen hoogmoed afleggende, zich voor den Heere vernederen met hartelijke bekommernissen over hunne zonden en begeerte van genade. Verg. Ps. 51:19, en Ps. 147: 3; Jes. 42:3, en Jes. 57:15, en Jes. 61:1, en Jes. 66:2; Luk. 4:18, en Luk. 7:38; Hand. 2:37.

Ps 51.17 147.3 Isa 42.3 57.15 61.1 66.2 Lu 4.18 7.38 Ac 2.37

27) verslagenen

Of, gekneusden, verbrijzelden.

Copyright information for DutKant