Job 9:17

28) onweder,

Te weten, der straffen en bezoekingen, die over hem gevallen waren, welke hij bij een onweder vergelijkt, vanwege haar snelle, onverwachte, vreeslijke en geweldige overkomst. Vergelijk onder, Job 27:20; Ps. 83:16; Spreuk. 10:25; Ezech. 13:11,13,14; Amos 1:14.

Job 27.20 Ps 83.15 Pr 10.25 Eze 13.11,13,14 Am 1.14

29) wonden

Versta, de ellenden, die hij in zijn lichaam, goed en huisgezin door de bezoekingen des Heeren gekregen had.

30) zonder oorzaak.

Dat is, waardoor ik zulke straf meer zou verdiend hebben dan andere mensen, of iets gruwelijks bedreven, dat een extraordinaire straf verdienen zou. Zie boven, Job 2:3.

Job 2.3
Copyright information for DutKant