Job 9:2-3

1) zo is;

Te weten, gelijk gij zegt, namelijk dat God rechtvaardig is, straffende de kwaden en de goeden voorstaande. Dit weet ik zo wel, dat ik nooit gedacht heb God van ongerechtigheid te beschuldigen.

2) God?

Dat is, voor God. Alzo wordt het Hebreeuwse woord genomen, 1 Sam. 2:26; Ps. 130:4.

1Sa 2.26 Ps 130.4
3) niet een

Dat is, duizendmaal zal de mens schuldig bevonden worden, dat is, zeer dikwijls, ja bijna oneindelijk. Een zeker getal voor een onzeker. Zie Lev. 26:8.

Le 26.8

Psalms 130:3

4) gadeslaat; HEERE!

Versta hierbij: En die op het hoogste naar uwe rechtvaardigheid straffen wil.

5) wie zal bestaan?

Te weten, in uw oordeel. Alsof hij zeide: Nieumand.

Romans 8:1

1) dan nu geen

Dit woord dan, ziet op hetgeen van den apostel tot hiertoe in dezen brief is geleerd, namelijk dat de mens niet uit de wet, maar door het geloof in Christus rechtvaardig is; en dat hij door den Geest van Christus van de heerschappij der zonde is verlost, al is er nog strijd in hem overig.

2) verdoemenis voor degenen,

Hij zegt niet: niets verdoemelijks, want de zonde is in zichzelve altijd verdoemelijk, Rom. 3:19; maar zij strekt den gelovige niet tot verdoemenis, omdat de zonde den gelovige om Christus' wil wordt vergeven, en daarom voegt hij daarbij, voor degenen, die in Christus Jezus zijn, dat is, die door het waar geloof met Hem zijn verenigd; Ef. 3:17.

Ro 3.19 Eph 3.17

3) die niet naar het vlees wandelen,

Dat is, die de begeerlijkheden des vleses niet volgen, of naar dezelve niet leven. Dit stelt de apostel tegen de mond-Christenen, als een merkteken dergenen, die door het geloof met Christus waarlijk verenigd en dienvolgens van alle verdoemenis zijn verlost; Joh. 15:2,3.

Joh 15.2,3

Galatians 5:16-17

56) ik zeg: Wandelt

Dat is, dit is het, dat ik wil zeggen. Zie Gal. 3:17, en Gal. 4:1. Hij verklaart hier nader hetgeen hij gezegd had Gal. 5:13, en wijst het middel aan, waardoor het misbruik der vrijheid vermeden wordt.

Ga 3.17 4.1 5.13

57) door den Geest

Wanneer geest en vlees in den mens tegen elkander gesteld worden, zo wordt door den geest verstaan het deel des mensen, dat door den Geest is wedergeboren, en door het vlees de natuurlijke verdorvenheid, die de wedergeborenen nog aankleeft. Zie Rom. 8:1.

Ro 8.1

58) en volbrengt

Of, en gij zult niet volbrengen; aanwijzende welke vrucht daaruit zal volgen, als men naar den Geest wandelt. En zo zal dan dit het middel zijn, om het misbruik der vrijheid te verhoeden.

59) de begeerlijkheden

Dat is, de kwade gedachten, genegenheden, bewegingen en lusten der verdorven natuur, die den wedergeborenen nog aanhangen.

60) begeert tegen den Geest,

Dat is, de kwade lusten des vleses strijden tegen de goede lusten, die de Heilige Geest in de wedergeborenen verwekt.

61) staan tegen elkander,

Dat is, zijn tegenstrijdende lusten.

62) dat gij niet doet,

Dat is, altijd niet kunt volbrengen.

63) gij wildet.

Namelijk naar de goede lusten en begeerten, die de Heilige Geest in u gewrocht heeft; gelijk ook daarentegen de lusten des Geestes verhinderen dat gij de lusten des vleses volbrengt; Rom. 7:19, enz.

Ro 7.19
Copyright information for DutKant