Job 9:25

49) En mijn dagen

Alsof hij zeide: Heb ik enigen voorspoed gehad, die is haast vergaan; maar der goddelozen welstand is langdurig; Ps. 73:4.

Ps 73.4

50) lichter

Dat is, sneller. Zie boven, Job 7:6.

Job 7.6

51) niet gezien.

Dat is, niet genoten. Zie boven, Job 7:7.

Job 7.7

Isaiah 5:26

100) Want Hij

Hier verhaalt nu de profeet verder hetgeen hij op het einde van Jes. 5:25 begonnen heeft te zeggen, te weten dat de hand des Heeren verheven is.

Isa 5.25

101) een banier

Dat is, een leger van vijanden.

102) opwerpen

Dat is, Hij zal hun een teken geven, dat zij komen en het Joodse volk overvallen. Of, Hij zal de Chalde‰n, Babyloni‰rs, Assyri‰rs [die hier onder den naam van heidenen te verstaan zijn] door zijn heimelijke en rechtvaardige regering aanlokken en tegen de Joden opmaken.

103) onder de heidenen

Of, onder de heidenen, die verre zijn; dat is, die van verre komen zullen.

104) sissen

Of, schuifelen, sijfelen, fluiten. Anders: Hij zal hen tot hem sissen. De zin is: Dat het God den Heer zeer licht is een groot heir op de been te brengen tot uitvoering van zijne oordelen over degenen, die Hij straffen wil. Zie dergelijke manier van spreken Jes. 7:18; Zach. 10:8.

Isa 7.18 Zec 10.8

105) zie,

Dit ziet op hetgeen boven Jes. 5:19 staat. Alsof hij hier zeide: Gijlieden bespot mijne dreigementen, zeggende: Dat Hij haaste, dat Hij zijn werk bespoedige, enz. Zie nu zal Hij haasten, teweegbrengende dat haastelijk, snellijk, de vijand komen zal om u te verdelgen.

Isa 5.19

106) zullen zij aankomen.

Hebreeuws, zal zij komen, te weten de banier met het volk daaronder behorende. Anders, hij, te weten de koning van Babel met zijn leger. Anders, het, te weten het volk.

Isaiah 18:2

5) Dat gezanten

Anders: Hij zendt gezanten, enz., verstaande dit van God, die door zijne regering beschikt dat de Moren verschrikt worden door de tijdingen van de aankomst des vijands, uit vergelijking van Ezech. 30:9. Anderen verstaan het van de Moren, [of hun koning Tirhaka, 2 Kon. 19:9], die gezanten zonden om te zamen met de Egyptenaars den Assyri‰r [op der Joden begeerte] den krijg aan te zeggen, of, [gelijk sommigen] tot de Joden, om hun hulp te beloven, of, [gelijk anderen] tot verscheidene naastgelegen volken, om een groot krijgsheir te verzamelen tegen den inval der Assyri‰rs.

Eze 30.9 2Ki 19.9

6) in schepen

Dusdanige schepen en schuiten gebruikte men in die landen, vanwege de lichtheid, en omdat zij zo haast niet braken of barstten als de houten, wanneer zij ergens tegen de klippen aanstootten, waar de rivier de Nijl vol van is. Hebreeuws, in vaten.

7) snelle boden!

Hebreeuws, lichte boden; zie Job 7:6.

Job 7.6

8) dat getrokken is

Dit kan zijn een beschrijving van de Assyri‰rs, die wijd van hun land waren afgetrokken en door de langdurige oorlogen kaal en berooid. [Vergelijk Ezech. 29:18]. Een vreeslijk volk van den beginne aan en doorgaans, Gen. 10:8,9, enz., die een iegelijk regel en maat wilden stellen, andere volken vertraden, en in hun land vele rivieren hadden, die hetzelve [gelijk gemeenlijk geschiedt] plegen af te spoelen. Sommigen duiden het op de ingezetenen van Morenland en andere volken daaraan gelegen, wijd en zijd verspreid, rank van lijf, dun van haar, wild en vreeslijk, de een aan den ander verre heen gelegen, of dat regelsgewijze zou vertreden worden, of waarover God het richtsnoer zijner straf zou trekken. Vergelijk 2 Kon. 21:13; Jes. 34:11, enz. Anderen nemen het als ene beschrijving van het Joodse volk, dat veel had geleden en van God regel op regel ontvangen, Jes. 28:10, en vanwege de grote wonderwerken Gods vreeslijk was, hoewel vele vijanden [gelijk geweldige rivieren, Jes. 8:7, enz.] hun land beroofden; van welk alles de verstandige lezer zal mogen oordelen.

Eze 29.18 Ge 10.8,9 2Ki 21.13 Isa 34.11 28.10 8.7

9) van dat het was

Dat is, van dien tijd af dat het een volk geweest is en doorgaans henen. Anders: van hun begin af tot hier toe.

10) van regel en regel,

Hebreeuws, een volk des regels regels, of der linie linie.

Jeremiah 2:23

58) weg

Dat is, uw afgodisch wezen en doen.

59) dal,

Dit kan men in het algemeen verstaan van de dalen, Jes. 57:5,6, of in het bijzonder van het dal Hinnoms, dicht bij Jeruzalem gelegen, waar zij hun gruwelijke afgoderij met den Moloch bedreven. Zie 2 Kon. 23:10, en onder Jer. 19:2, enz.

Isa 57.5,6 2Ki 23.10 Jer 19.2

60) snelle kemelin,

Men meent dat het Hebreeuwse woord bichra betekent een zekere soort van kleine of jonge kemelinnen, die zeer snel waren in het lopen als de postpaarden, en alzo anderen voorliepen, gelijk de eerstgeborenen [waarvan bechor gebruikt wordt] den anderen kinderen voorkwamen. Vergelijk Jes. 60:6. Daarom werd zulk ene kemelin met een Grieks woord dromas, dat is loopster genoemd; het woord dromedaris wordt in onze taal ook gebruikt. Hierbij vergelijkt God Isra‰l, vanwege hun hittige loopsheid in alle afgoderij.

Isa 60.6

61) verdraait!

Het Hebreeuwse woord wordt alleenlijk hier gevonden, komende van een ander, dat een schoenriem betekent. God wil zeggen dat Isra‰l heen en weder, om en wederom liep in afgoderij, gelijk een schoenriem heen en weder gesnoerd, geslingerd ingewikkeld of verdraaid wordt.

Copyright information for DutKant