Joel 1:4
6) rups heeft overgelaten, Hebr. het ovurige der rups; en zo in het volgende. Wanneer deze verschrikkelijke en langdurige plagen van het ongedierte, vergezelschapt met grote droogte, Juda zijn overkomen, is onzeker. Enigen passen het op den tijd van Elia en Elisa, of als Joram in Isral en Josafat in Juda regeerden. Zie 1 Kon. 17:1, enz., en 2 Kon. 4:38. Anderen vergelijken het met Jer. 14:1; idem Amos 1;2, en Amos 4:6,7,8,9, enz. Sommigen menen dat door deze schadelijke dieren figuurlijk verstaan worden de Assyrirs en Chalden, die het land in de uiterste verwoesting zouden stellen. De profeet spreekt eensdeels in den verleden en tegenwoordigen tijd, anderdeels in den toekomenden; zie onder Joel 1:15, en Joel 2:1, enz., omdat deze plaag enige jaren geduurd heeft, onder Joel 2:25. Doch sommigen menen dat dit oordeel nog toekomstig was, en dat de profeet profetischerwijze daarvan spreekt alsof het voor ogen ware. 1Ki 17.1 2Ki 4.38 Jer 14.1 Am 4.6,7,8,9 Joe 1.15 2.1,25
Copyright information for
DutKant