Joel 3:11

25) O HEERE,

Een vurig gebed van den profeet uit bekommernis over dit grote geweld aller vijanden, waartegen hij geen troost vindt dan bij God. Verg. Joel 1:19, en zie een dergelijke tussengevoegde aanspraak tot God, Zach. 14:5; Jes. 63:14; Hos. 11;3, enz.

Joe 1.19 Zec 14.5 Isa 63.14

26) helden derwaarts nederdalen!

De heilige engelen, die ook alzo genoemd en vanwege hunne macht genoemd worden, Ps. 78:25, en Ps. 103:20, en welker dienst God placht te gebruiken in het beschermen zijner kerk en het verdelgen harer vijanden; verg. 2 Kron. 20:22, met de aantekening aldaar. Sommigen verstaan, om God in het oordeel, nevens zijne heiligen, te helpen. Verg. Ps. 50:6; beide is der engelen plicht. Dit stelt de profeet tegen de helden der vijanden, zie Joel 3:9, alsof hij zeide: Heere, als de vijanden doen alles wat zij kunnen, doe Gij dan ook wat Gij kunt. Anders: aldaar zal de HEERE uwe [een ieder van al deze vijandelijke volken] helden nederleggen, dat is nedervellen.

Ps 78.25 103.20 2Ch 20.22 Ps 50.6 Joe 3.9

Matthew 13:30

27) Laat ze beide tezamen opgewassen tot de oogst,

Hiermede wil Christus niet wegnemen het ambt der overheid in het straffen der boze, Rom. 13:4; noch der kerk in oefenen der tucht, 1 Cor. 5:7, maar geeft te kennen dat men daarin voorzichtigheid moet gebruiken, en dat de huichelaars en de boze niet geheel kunnen geweerd worden, overmits zij van de ware gelovigen somwijlen niet wel kunnen onderscheiden worden, gelijk het brandkoren van het goede koren, als het eerst opkomt, kwalijk kan onderscheiden worden.

Ro 13.4 1Co 5.7

Matthew 13:39

Revelation of John 14:15

37) den tempel, roepende met grote stem tot

Namelijk des hemels, gelijk Openb. 14:17 wordt uitgedrukt, waar de troon van God den Vader is, gelijk Openb. 4:2 wordt betuigd; vanwaar deze engel als een zendbode van den Vader tot Christus komt, naar de wijze onder grote koningen gebruikelijk, om hetgeen volgt te boodschappen, en om de vervulling van den tijd der uitvoering van Gods oordelen, aan te dienen; gelijk wij lezen dat in den tijd Zijner vernedering niet alleen de engelen, maar ook Mozes en Elia uit den hemel tot Hem zijn gekomen, om van Zijn uitgang te Jeruzalem te spreken, Matth. 17:3, en Luk. 9:30; aangezien Hij niet is gekomen om zijn wil te doen, maar den wil des Vaders die Hem heeft gezonden; Joh. 4:34, en Joh. 6:38.

Re 14.17 4.2 Mt 17.3 Lu 9.30 Joh 4.34 6.38

38) om te maaien

Dat is, om de mensen van den aardbodem weg te nemen, dewijl het getal der uitverkorenen nu was vervuld. Zie hiervoor Openb. 6:11, en 2 Petr. 3:9.

Re 6.11 2Pe 3.9

39) rijp is geworden.

Grieks dor, droog.

Revelation of John 14:19

45) zond zijn sikkel

Grieks wierp, gelijk ook Openb. 14:16; namelijk om Gods oordeel over hen uit te voeren, gelijk onder zulk een gelijkenis de uitvoering van Gods straf over de goddelozen ook verstaan wordt Jo‰l. 3:13, en hierna Openb. 19:15, en elders meer.

Re 14.16 Joe 3.13 Re 19.15

46) in den groten

Dat is, in den afgrond, waar God Zijn toorn over de goddelozen zal uitstorten.

Copyright information for DutKant