John 1:42

82) zijn broeder Simon,

Grieks zijn eigen.

83) Christus.

Dat is, Gezalfde; met welken naam de beloofde Zaligmaker genaamd werd in het Oude Testament, Ps. 2:2; Dan. 9:25,26; omdat Hij van God verordineerd is tot onzen enigen en oppersten profeet, koning en priester, waarvan de gezalfde profeten, koningen en priesters in het Oude Testament voorbeelden geweest zijn.

Ps 2.2 Da 9.25,26

1 Corinthians 4:6

12) deze dingen,

Sommigen verstaan daardoor hetgeen de apostel van de gebreken en opgeblazenheid van enige leraars hiervoren gezegd heeft, en dat hij dezelve in zijn en Apollos' persoon zou bestraft hebben, zonder hunne namen uit te drukken, om hen te sparen; maar alzo hiervoren vele dingen in den persoon van Paulus, Cefas en Apollos gezegd zijn, die op zulke leraars niet kunnen passen, en ook Paulus niet gewoon is der zodaniger gebreken op zich te nemen, om die te sparen, maar veel meer zijn voorbeeld tegen zodanigen te stellen om de gemeente voor hen te waarschuwen; zo wordt dit wel zo gevoegelijk verstaan van de gebreken der gemeente zelve, die zodanig onderscheid onder de getrouwe leraars en apostelen maakten, waardoor deze verdeeldheden werden veroorzaakt, zonder dat al de leraars daarvan de schuld hadden; en verklaart dat hij in zijner en Apollos' persoon hun had getoond waarvoor zij de leraars, wie zij ook waren, moesten houden, namelijk alleen als dienaars van Christus, die hen tot Christus wezen, en tot de rechte enigheid in Christus, en niet tot zichzelven, om een bijzonderen aanhang te maken.

13) om uwentwil;

Dat is, om u recht te onderwijzen, hoe gij u ten aanzien van uw leraars moet gedragen, en in welke achting gij hen moet hebben.

14) niet te gevoelen

Namelijk nog van uwe leraars, noch van uzelven, die door hen onderwezen zijt.

15) boven hetgeen

Namelijk doorgaans in het Woord Gods, dat ons alom de nederigheid en enigheid aanprijst; of boven hetgeen hiervoren van ons aan u is geschreven.

16) de een om eens

Dat is, de ene lidmaat der gemeente tegen den ander, omdat hij door dezen of door dien leraar tot Christus is gebracht, en door zijn dienst zulke of zulke gaven tot stichting van Christus' gemeente is deelachtig geworden.

Galatians 2:9

40) Jakobus, en

Zie van hem Gal. 1:19.

Ga 1.19

41) Cefas, en

Dat is, Petrus. Zie van dezen naam Matth. 16:18, en Joh. 1:43.

Mt 16.18 Joh 1.42

42) Johannes, die

Namelijk de zoon van Zebedeus, een broeder van Jakobus den Grote, die van Herodes is onthalsd; Hand. 12. Zie van hem Matth. 4:21, en Matth. 10:2, en Matth. 17:1.

Mt 4.21 10.2 17.1

43) pilaren te zijn,

Namelijk zo van het gezelschap der apostelen, als der gemeente, omdat zij door hun dienst de waarheid van het Evangelie standvastig voorstonden en staande hielden, en in het bijzonder in groot aanzien waren bij de gemeente, als een sieraad derzelve. Zie Jer. 1:18, Openb. 3:12.

Jer 1.18 Re 3.12

44) de genade, die

Namelijk des apostelschaps, Rom. 1:4. Of de werken en vruchten der genade. Of, de gaven, als daar waren met vreemde talen te spreken, profetie, wonderwerken en dergelijke.

Ro 1.4

45) de rechter[hand]

Namelijk tot een teken en verzekering dat zij erkenden, dat wij met hem gemeenschap hadden, zo in den dienst van het apostelschap, als in de zuiverheid van de leer des Evangelies.

46) wij tot de heidenen,

Namelijk ik en Barnabas.

47) zij tot

Namelijk Petrus en de andere twee apostelen.

48) de besnijdenis

Dat is, tot de besneden Joden. Zie Gal. 2:7.

Ga 2.7
Copyright information for DutKant